Wat is de betekenis van knoop?

2023-10-02
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

knoop

1) (1906) (Barg.) geldstuk; (meerv.) geld. • Kleine knoop: gulden. (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Anne vertelde dat ze voor d'r kerel, jassen en vesten van ”d'r volk” moest uittrekken en in de kast doen. Als ze wél of niét rammelden van groote knoopen. (Is. Querido: De Jordaan. Amsterdamsch Epos. 191...

2023-10-02
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

knoop

knoop - Zelfstandignaamwoord 1. (textielindustrie), (scheepvaart) een vastgetrokken lus in garen, draad, koord of touw om daarin een verdikking te maken, om einden ervan aan elkaar te bevestigen of ter bevestiging aan een ander voorwerp of weefsel Aan beide einden van het springtouw zit een knoop zod...

Direct toegang tot alle 20 resultaten over knoop?

Word nu vriend van Ensie
2023-10-02
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

knoop

knoop - zelfstandig naamwoord 1. plat rondje waarmee je kleding sluit ♢ ik doe de knoop door het knoopsgat 1. van de blauwe knoop zijn [geen alcohol gebruiken] 2. vastgetrokk...

2023-10-02
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

knoop

(zn) vloek, verwensing WB.

2023-10-02
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

knoop

Een knoop is: 1) een plat, min of meer afgerond schijfje, meestal van kunststof of metaal (1), om twee stukken textiel aan elkaar te hechten (2); 2) een verstrengeling van een of meer draden, zie ook macramé.

2023-10-02
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

knoop

Zowel in Antwerpen als in Oost-Vlaanderen gebruikt men in geval van boosheid de verwensing loop naar de knopen, knoppen! Letterlijk zou dat kunnen betekenen ‘loop naar plaatsen waar zich verwikkelingen voordoen’, in geval wij uitgaan van knopen, of ‘loop naar het verderf als knop het uitgangspunt is. De emotio...

2023-10-02
Prisma van het weer

Peter Timofeeff (1993)

Knoop

Grootheid waarin in de meteorologie, de luchtvaart en de scheepvaart de windsnelheid gewoonlijk wordt uitgedrukt. De benaming stamt uit de zeevaart. E‚n knoop komt overeen met 1 zeemijl per uur, hetgeen weer overeenkomt met 1853 m per uur. In de praktijk wordt doorgaans gerekend met: 1 knoop = 1,8 km/uur = 0,5 m/sec.

2023-10-02
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Knoop

1. Met een of meer touwen kan men op talloze manieren manipuleren en verscheidene soorten knopen of steken leggen. 2. De snelheid van een schip wordt uitgedrukt in een aantal zeemijlen (van 1852 meter of 1/60 van een graad van de evenaar) per uur. Indien een schip b.v. 15 zeemijlen per uur aflegt, zegt men dat het schip 15 knopen loopt, zonder bijv...

2023-10-02
Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

knoop

verdikking van stengel bij aanhechtingsplaats van blad; na bladafval nog zichtbaar aan bladlitteken. (bv. bij brede bladbasis: bamboe), ➝ lid.

2023-10-02
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Knoop

Knoop - 1. De eenheid waarin de snelheid van een schip wordt uitgedrukt: 1 knoop = 1 zeemijl per uur = 1852 m/u, of circa 0,5 m/sec. →Log. 2.Een ineengestrengelde verbinding van touwwerk. → Knopen en steken. 3.Bij de botter een vulstuk tussen steven en kiel.

2023-10-02
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Knoop

1. (plantk.) Plaats in de stengel waar het blad is ingeplant; de tussenliggende delen zijn de leden of internodiën. Bij grassen vallen de k. op, doordat de holle stengel er verdikt is en daar vaak, b.v. bij de bamboe, voorzien is van een tussenschot. Neergeslagen halmen van gras, granen etc. kunnen zich in een k. weer oprichten, doordat zich h...

2023-10-02
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Knoop

s., knoop, knotte; snoerende —, snuorre; losse —, poepeknoop, -strús; gedraaide —, knekkel; — om touw op te korten, fioeleknoop; dedoorhakken, de, it punt derôf bite; daar zit de —, dêr sit de oast, dêr sit de ein fêst, d&ec...

2023-10-02
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Knoop

m. (knopen), 1. plat, rond schijfje of min of meer half bolvormig voorwerpje van been, hout, metaal enz., dat aan klederen of andere gebruiksvoorwerpen wordt genaaid, hetzij tot sieraad, hetzij als een middel om ze te doen sluiten of met een deel van hetzelfde of met een ander stuk te verbinden: een benen knoop; parelmoeren knopen; een kn...

2023-10-02
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Knoop

(1) (meetk.), punt waar een kromme zichzelf snijdt; (2) (natuurk.) plaatsen waar rust heerst bij een in staande trilling geraakt lichaam, zoals bijv. de luchtkolom in een gesloten orgelpijp. Er tegenover staat een buik; (3) (sterrenk.) een der twee snijpunten van twee grote cirkels aan de hemelbol; de verbindingslijn dier snijpunten heet knopenlij...

2023-10-02
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

KNOOP

(1, zeemanschap), in touw, wordt gemaakt door de strengen, waaruit het touw bestaat, uiteen te draaien en op bepaalde wijze weer ineen te vlechten of te knopen, terwijl bij een Turkse knoop, die verschuifbaar of vast kan zijn, een dunne lijn rond een dikker touw wordt gevlochten en al of niet door het touw heengestoken. Een knoop kan dienen als stu...

2023-10-02
Vreemde woorden in de Sterrenkunde

Prof. Dr. P.H. van Laer (1942)

Knoop

Vert. v. Lat. → nodus en van Gr. syndesmos = knoop, verbinding; astr. snijpunt van aequator en ecliptica of van ecliptica en de schijnbare banen van maan of planeten. De algemene betekenis is: snijpunt van de baan van een planeet, komeet of maan met het vlak van de aardbaan. Men onderscheidt klimmende knoop (O) en dalende knoop (ö). Is he...

2023-10-02
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

knoop

m. knopen (1 benen, metalen, glazen, paarlemoeren schijfje, dat men aan een kledingstuk zet, passende in een knoopsgat om het kledingstuk te doen sluiten, of tot sieraad; 2 toegehaalde strik in een touw, draad, riem, of tussen twee touwen, draden enz. ter verbinding; verbinding, band; 3 vloek; 4 de tegenover elkaar staande snijpunten van twee grote...

2023-10-02
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Knoop

1) ineengedraaide strik v. verschill. aard v. touw; 2) maat v/d snelheid v/e schip, afstand tusschen 2 knoopen i/d loglijn (1852 m); 3) verdikking i/d stengel v/e plant, waar een blad daaruit komt; 4) b/e trilling plaats met de kleinste wijdte; tegenstelling buik.

2023-10-02
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Knoop

1° toegehaalde strik in touw, draad e.d. In de chirurgie dient een knoop om een bloedvat te onderbinden of twee wondvlakten in bepaalde spanning tegen elkaar te leggen. Meestal gebruikt men daarbij een dubbelen knoop, waarbij de tweede k. dient om den eersten te fixeeren. Men onderscheidt: vrouwenknoop, schippersknoop en chirurgischen knoop. Bi...

2023-10-02
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

knoop

(kno:p) m. (knopen; -pje) I. Eig. toegehaalde strik in een touw, draad enz.: een leggen, losmaken; een in zijn zakdoek leggen om iets niet te vergeten; mijn veter zit in de -; een erop leggen, het met een vloek bekrachtigen. II. Metn. 1. verbinding van stukken touw enz. door een knoop (I): een doorsnijden ; de doorhakken, de moeilijkheid oploss...