Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KELDERMANS

betekenis & definitie

alias Van Mansdale, geslacht van Vlaamse bouwmeesters en steenhouwers, waarvan de leden hoofdzakelijk in Brabant en Zeeland werkzaam waren, van het einde der 14de tot het midden der 16de eeuw. De meesten waren te Mechelen gevestigd.

De oudst bekende Keldermans is Jan I (gest. Brussel ca 1425), die veeleer een beeldhouwer schijnt geweest te zijn. Hij beitelde in 1377 de figurale versiering van de balkconsoles van het schepenhuis te Mechelen en werd in 1392 belast met het maken van de graftombe van Frank van Halen, vroeger in de hoofdkerk te Mechelen.

Jan II (gest. Mechelen ca 1445), zoon van de voorgaande, was in 1428 te Mechelen werkzaam aan de Hoogbrug, later aan de Hanswijk- en Nekkerspoelpoorten, in 1435 te Leiden; in 1442 leidde hij de werken van de St Gommaruskerk te Lier, in 1439 werd hij stedelijk bouwmeester te Leuven en bouwde daar de zuiderzijbeuk van de St Pieterskerk.

Andries I (gest. Mechelen 1481), zoon van de voorgaande, was evenals zijn vader werkzaam aan de St Gommaruskerk te Lier en de St Pieterskerk te Leuven. Te Mechelen leidde hij de werken van de St Romboutstoren (begonnen in 1452), die wellicht door hemzelf werd ontworpen, evenals de St. Lievenstoren te Zierikzee (begonnen 1454), die in zijn ondergedeelte een getrouwe copie van de Mechelse toren is. Hij ontwierp vermoedelijk de St Laurenskerk te Alkmaar (begonnen 1470). Van 1455 was hij ook werkzaam aan het stadhuis te Middelburg.

Van zijn broers schijnt Rombout I (Leuven ca 1420-1489), zwager van Dirk Bouts, een van de meest vooraanstaande glasschilders van zijn tijd geweest te zijn (glasramen voor het stadhuis te Leuven, 1469 en 1472; voor de St Gommaruskerk te Lier, 1474 en 1478).

Antoon I (Mechelen ca 1450 - 15 Oct. 1512), zoon van Andries I, was aanvankelijk medewerker van zijn vader; in 1480 volgde hij hem op als meester van de werken der stad Mechelen. Hij leidde de werken van de St Romboutstoren, van de St Janskerk en van de O.L.-Vrouwekerk (dwarsbeuk en koor), nam van zijn vader ook de leiding over van de werken van St Gommarus te Lier, van St Laurens te Alkmaar en van de toren te Zierikzee. In 1478 bouwde hij te Mechelen een nieuwe vleugel aan het hof van Kamerijk (thans schouwburg). In 1479 werd volgens zijn ontwerp de grote kerk te Veere begonnen. In 1483 vervaardigde hij een oxaal voor de St Sulpitius te Diest. In 1495 werd vermoedelijk volgens zijn ontwerp het Markiezenhof te Bergen-op-Zoom verbouwd. In 1505 bouwde hij een stenen middentoren voor de St Bavokerk te Haarlem, die echter te zwaar was en reeds in 1520 door een houten constructie vervangen werd; de fragmenten werden gebruikt bij de opbouw van de toren der Bakenesserkerk aldaar. Het meesterwerk van Antoon I is de gevel, waarmee hij in 1512 het stadhuis te Middelburg bekleedde, een van de meest vooraanstaande werken der profane Brabantse Gothiek.

Matthijs II, broer van de voorgaande, was te Mechelen werkzaam aan de St Romboutstoren en aan de Brusselse poort (1478). In 1482 bouwde hij een voorportaal aan de kerk van Hulst, in 1485 vervaardigde hij een oxaal voor de kerk van Broekburg, in 1491 vestigde hij zich te Bergen-op-Zoom, waar hij met zijn broer Antoon de werken leidde van het Markiezenhof, in 1495 maakte hij beelden voor het stadhuis te Middelburg, van 1487-1497 werkte hij met Herman de Waghemaeker aan de O.L.-Vrouwekerk te Antwerpen.

Antoon II (Mechelen gest. 5 Dec. 1515), zoon van Antoon I, volgde zijn vader op als opperbouwmeester der stad Mechelen en nam de leiding over van verschillende werken door zijn vader aangevangen. In 1514 maakte hij het model voor het Broodhuis te Brussel, een van de fraaiste gebouwen van de Brabantse Laatgothiek.

Rombout ll is de voornaamste vertegenwoordiger van het geslacht Keldermans (Mechelen ca 1460 - Antwerpen 15 Dec. 1531), broer van de voorgaande. In 1515 volgde hij zijn broer Antoon II op als stedelijke bouwmeester te Mechelen; in 1516 werd hij door Karel V tot opperbouwmeester benoemd en als dusdanig in de adelstand verheven. Hij nam de leiding over van de werken, door zijn vader en zijn broer begonnen: o.a. de toren te Zierikzee, de grote kerk te Veere, het stadhuis te Middelburg (waarnaast hij in 1515 de Vleeshal bouwde), het Markiezenhof te Bergen-op-Zoom. Zijn schitterendst meesterwerk is het paleis van de Grote Raad te Mechelen, volgens zijn ontwerp in 1529 begonnen. In 1519 had hij echter Mechelen verlaten en zich te Antwerpen gevestigd. Daar werkte hij vaak samen met de Antwerpse architect Domien de Waghemaeker, o.m. aan de O.L.-Vrouwekerk, waarvan de torenbekroning ca 1515 blijkbaar door Keldermans werd ontworpen. Beide bouwmeesters kregen ook opdracht in 1521 de hoofdkerk te herbouwen. Hun ontwerp, dat een geweldige bouw met niet minder dan negen torens voorzag, bleef slechts bij een begin van uitvoering. In 1517 werden Keldermans en De Waghemaeker belast met de bouw van het stadhuis te Gent. Dit bouwwerk, met het paleis van de Grote Raad te Mechelen een van de rijkste scheppingen der Brabantse Laatgothiek, bleef evenals dit onvoltooid.

Zelfstandige werken van Rombout II zijn het Celestijnenklooster te Heverlee (1520), een gedeelte van de abdijgebouwen en de abdijkerk te Tongerloo (1522-1526), de kapel van het hof te Brussel (1525)1 de kerk en de toren te Hoogstraten (1525). Verder worden hem toegeschreven de stadhuizen te Hoogstraten en te Zoutleeuw, de gevel van de St Katherijnekerk te Utrecht (1529) en de Noorderkruisbeuk van de Oude Kerk te Delft. Als vestingbouwkundige ontwierp hij het kasteel Vredenburg te Utrecht (1529) en de versterkingen van Valkenburg en van Montfoort.

< >