Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Keelziekten

betekenis & definitie

Uit de aard van het orgaan heeft men hier soms te maken met storende gevolgen van vreemde voorwerpen, die hetzij bij pogingen tot inslikken in de keel blijven steken of in de larynx of diepere luchtwegen geaspireerd worden. In de keel blijven gewoonlijk alleen dingen steken, die in het slijmvlies inprikken, dus bijv. graten, beensplintertjes, spelden en naalden.

Zij kunnen in de amandelen, in de tongwortel of in de zij- en achterwand van de keel worden teruggevonden. Zij veroorzaken een benauwd gevoel en dikwijls pijn, vooral bij het slikken, dat overmatig veel gedaan en soms door wurgbewegingen gevolgd wordt. Dikwijls blijft het eigenaardige gevoel in de keel nog bestaan, nadat het vreemde voorwerp reeds verwijderd is of ingeslikt. In het strottenhoofd komen onder normale omstandigheden het meest stukken van spijzen of voorwerpen, die in de mond genomen zijn (knopen, spelden, ook losse tanden, stukken van kunstgebitten e.d.) terecht, wanneer tegelijkertijd gegeten en gesproken wordt of wanneer met volle mond bij heftige schrik, in een lach- of hoestbui diep wordt ingeademd. De kans op aspiratie is verder groot, indien het slikken gestoord is, bijv. als in narcose gebraakt wordt of aan bewustelozen te drinken wordt gegeven. De gevolgen hangen vnl. af van de grootte van het voorwerp.

Kleine voorwerpen kunnen of onmiddellijk weer uitgehoest worden of soms langere tijd er in blijven, zonder ernstige bezwaren te veroorzaken. Grotere sluiten al spoedig het nauwe lumen van het strottenhoofd af, waardoor verstikking volgt. De directe verschijnselen zijn krampachtig hoesten, gepaard met hevige angst en gevoel van benauwdheid. Veroorzaakt het voorwerp door prikkeling zwelling van het slijmvlies van het strottenhoofd, dan wordt het leven bedreigd. In andere gevallen weer wordt het geaspireerde voorwerp dieper naar de luchtpijpvertakkingen gevoerd. Onmiddellijk na het ongeval moet men trachten het voorwerp te verwijderen bijv. met een tang, zo nodig op geleide van de keelspiegel.

Als eerste hulp kan men iemand met het hoofd omlaag houden. Bestaat verstikkingsgevaar, dan moet onmiddellijk een luchtpijpsnede (een zgn. noodtracheotomie) gemaakt worden.Door het drinken van bijtende stoffen, bijv. sterke zuren of alkaliën, kunnen de keel en de slokdarm zo ernstig geprikkeld en beschadigd worden, dat zich een uitgebreid zgn. collateraal oedeem (z ontsteking) vormt, dat zich in de larynx uitstrekt, waardoor ook weer de ademhaling onmogelijk kan worden (z glottisoedeem). Bij verwondingen van de keel worden gewoonlijk de grote, dieper liggende halsslagaders niet geraakt. De getroffene wordt vaak toch hevig bloedend aangetroffen; meestal heeft hij het benauwd en hoest veel. Behalve de wond kan men ook een opzameling van lucht, die aangezogen is, in de omgeving van de wond aantreffen. Dit subcutane emphyseem breidt zich meestal snel uit. Afgezien van de verwondingen zelf moet vooral zorg gedragen worden, dat de ademhaling hersteld en verstikkingsgevaar, dat zich ook later nog plotseling kan voordoen, afgewend wordt. In de regel moet zo spoedig mogelijk een luchtpijpsnede worden verricht.



Keelpijn
kan verschillende oorzaken hebben; in het dagelijks leven bedoelt men met het woord meestal de een of andere vorm van keelontsteking, die hetzij in de amandelen, in de keel (pharyngitis), in het strottenhoofd (laryngitis) of in genoemde delen gelijktijdig bestaat (z angina). Pijn, roodheid en zwelling, daardoor hoesten, slik- en ademhalingsbezwaren, heesheid e.d. zijn de gewone verschijnselen (z verkoudheid). Chronische ontstekingen worden veelal onderhouden door rook, stof, prikkelende dampen, ook alkoholmisbruik e.a.,

in de larynx door ondoelmatig spreken en overmatig schreeuwen. De chronische pharyngitis bij rokers en drinkers kan tot een sterke overprikkelbaarheid van de keel leiden en dientengevolge tot hevige hoestbuien, dikwijls, vooral ’s morgens bij het opstaan, met braken gepaard. Weghouden der schadelijke prikkels, dus verblijf in frisse atmosfeer, gebruik van gorgeldranken, inhalaties e.a. zullen tot de genezing bijdragen. Chronische ziekteprocessen kunnen zich langs de mond of de neus in de keel uitbreiden (bijv. lupus). Tuberculose van het strottenhoofd is meestal een complicatie bij een bestaand longproces.

Goedaardige en kwaadaardige gezwellen komen natuurlijk in de keel en het strottenhoofd eveneens voor. Een goedaardig gezwel, dat niettemin tot ernstige bezwaren leidt, is de neuskeelpoliep, een vast vlak gezwel van bindweefsel met talrijke grote bloedvaten. Het groeit voortdurend verder, breidt zich in de neuskeelholte uit, kan de buis van Eustachius verstoppen, dringt in de neus en bijholten binnen, kan naar het strottenhoofd afdalen en naar de oogholte en slaapstreek uitgroeien. Dergelijke poliepen komen bijna uitsluitend bij jongens en dan op de leeftijd van 15-25 jaar voor. Herhaalde neusbloedingen, neusverstopping, op den duur ook slik- en adembelemmeringen zijn er de gevolgen van. De vaak ernstige bloedingen maken de patiënt bloedarm.

Hoofdpijn en slaapzucht behoren tot de daarbij geuite klachten. Een radicale verwijdering van het gewoekerde weefsel is dringend nodig. Als kleine aanhangseltjes van huig of gehemelte kan men papillomen aantreffen, die meestal geen klachten geven. De amandelen zijn nu en dan de plaats waarvan een kanker (carcinoom of sarcoom) uit gaat. De kanker van de pharynx maakt aanvankelijk weinig verschijnselen en kan daarom bij herkenning minder goed toegankelijk zijn voor een afdoende operatie. Het kwaadaardige gezwel breidt zich uit, kan in een stinkende zweer overgaan en er ontstaat dan een vreselijk lijden met hevige pijnen, stoornissen bij het slikken en bemoeilijking van de ademhaling.

In de larynx komen, bij mannen meer dan bij vrouwen, als goedaardige gezwellen bloemkoolvormige tumoren (papillomen) en poliepen voor, welke laatste uit bindweefsel bestaan. Zij kunnen heesheid veroorzaken en, indien zij groter zijn, ademhalingsbezwaren geven. Zij worden van binnen uit geopereerd. Ook de zgn. zangersknobbeltjes, die zich op de stembanden ontwikkelen, zijn goedaardig. Door rust van het stemorgaan, eventueel door ingrijpender maatregelen zullen zij verdwijnen of kleiner worden. De kwaadaardige woekeringen in het strottenhoofd zijn vnl. carcinomen, minder dikwijls sarcomen.

Zij zijn bij voorkeur op de stembanden, op de achterrand of in het zakje van Morgagni gelocaliseerd. Zij vormen een gezwel met omgevende infiltratie en veroorzaken al spoedig heesheid en belemmeringen in de beweging van een of beide stembanden. In de lymphklieren in de omgeving komen uitzaaiingen tot ontwikkeling; de tumor zelf kan door weefselverval tot een zweer worden. Gevoelloosheid in de keel (pharynx) is te vrezen, omdat daardoor het reflectorisch werkend slikmechanisme (z slikken) verstoord wordt. Vast of vloeibaar voedsel, braaksel, speeksel en bij operaties in neus of keel ook bloed en weefseldelen kunnen dientengevolge in de luchtwegen terecht komen en tot een slik- of aspiratie-pneumonie leiden. Dergelijke gevoelsstoornissen kunnen zich voordoen bij aandoeningen van het centrale zenuwstelsel en bestaan ook tijdens narcose of na plaatselijke gevoelloosmaking (z anaesthesie) van het keelslijmvlies.

Aandoeningen van de hersenen of het verlengde merg, of verlammingen van de zenuwen (bijv. na diphtherie), die prikkels voor de contracties der slikspieren overbrengen, vormen een zelfde gevaar. Verlammingen van de spieren van het strottenhoofd hebben vnl. haar oorzaak in aandoeningen van de onderste strottenhoofdszenuw (z laryngeus inferior of n. recurrens), bijv. omdat deze door een gezwel in de keel geraakt is, of de oorzaak zit in de bijbehorende centra in het verlengde merg. Het eerst ontstaat gewoonlijk de verlamming der musculi crico-arytaenoidei postici, kortweg posticusverlamming genaamd. Is de aandoening eenzijdig, dan geeft zij geen aanleiding tot noemenswaardige ziekteverschijnselen. Dubbelzijdige verlamming dezer spieren, die de stemspleet moeten verwijden of open houden, veroorzaakt daarentegen veelal een zo ernstige stoornis der ademhaling, dat zonder tijdige luchtpijpsnede stikking niet is te voorkomen. Strekt de verlamming zich over andere spieren uit, dan lijdt ook de stem daaronder.

Bij volledige recurrensverlamming, waarin alle larynxspieren zijn betrokken, is de stem zwak en klankloos (z aphonie en heesheid). De spieren van de keel kunnen bij krampen eveneens getroffen worden {laryngospasmus), waardoor aanvallen van hevige benauwdheid met blauwzien ontstaan bijv. bij kinderen die aan tetanie lijden.

PROF. DR F. EEMAN

< >