Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

NARCOSE

betekenis & definitie

(Gr.: narkao = stijf, verlamd worden) is een kunstmatig teweeggebrachte toestand van algemene gevoelloosheid, waarbij tevens het bewustzijn is opgeheven. Narcose wordt toegepast om mensen aan pijnlijke heelkundige bewerkingen te kunnen onderwerpen.

Daar voor dit doel ook wel plaatselijke verdoving wordt gebruikt, spreekt men liever van anaesthesie, gevoelloosheid (Gr.: av, an = niet;, aisthanomai = voelen), die dus zowel de algemene als plaatselijke gevoelloosheid omvat. Op verschillende manieren kan anaesthesie worden verkregen:1. inademing van gassen: aether, chloroform, lachgas, cyclopropaan e.d.; inhalatienarcose;
2. door inspuiting van verdovende middelen in de aderen: evipan, pentothal; intraveneuze narcose;
3. door het plaatselijk aanbrengen van bepaalde stoffen: novocaïne in en onder de huid, rondom zenuwwortels, chlooraethyl op de huid; locale anaesthesie;
4. combinatie van 1 en 2.

Men moet niet denken, dat vóór 1846 (het jaar van de uitvinding der aethernarcose) niets werd gedaan om de pijn bij operaties te verzachten. Egyptische heelmeesters oefenden druk uit op zenuwen en bloedvaten; de Grieken deden pogingen om door inademing van koolzuur slaap te verwekken; de Inca’s kenden reeds de pijnstillende eigenschappen van extract van cocabladeren; de Europese chirurgen gebruikten aftreksels van mandragora en opium. Opvallend is verder, dat vele chemische stoffen met haar pijnstillende eigenschappen bekend waren, lang voordat ze practisch werden toegepast, bijv. aether en lachgas. Het was ten slotte Morton (1819-1868), die door volhardende arbeid de practische toepassing van aether mogelijk maakte. 21 Dec. 1846 bracht hij de eerste narcose tot stand. Van nu af aan was de chirurg niet langer genoodzaakt om operaties zo snel uit te voeren. In 1847 werd chloroform ontdekt door James Young Simpson.

Chloroform heeft een snellere en sterkere werking dan aether, maar is, wegens de grotere gevaren, toch weer door aether verdrongen. In 1853 kreeg koningin Victoria een chloroformnarcose bij de geboorte van haar zoon, waartegen in het begin nogal veel bezwaren van religieuze aard werden geuit.

In Nederland werden de eerste proeven met aether genomen in 1847 door A. C. van Woerden te Utrecht.

Nadat KolIer in 1884 zijn ervaringen met cocaïne als anaestheticum voor het oog had medegedeeld, werd het middel algemeen aanvaard voor de plaatselijke verdoving. Hoewel Pirogoff in 1847 reeds melding maakte van een narcose door toediening van aether in de endeldarm (rectum), raakte de rectale narcose eerst in zwang na de ontdekking van amyleenhydraat (avertine) door Eichholz in 1917. In 1876 paste Andrews voor het eerst lachgas toe, dat voor de patiënt veel aangenamer bleek te zijn dan aether. Na 1900 werden de narcosetechnieken steeds verbeterd, waardoor tevens de chirurgie in staat gesteld werd haar arbeidsterrein uit te breiden.

Men kan bij een inhalatienarcose duidelijk verschillende stadia herkennen:

Stad. I: Vermindering van pijngevoel begint reeds na enkele inademingen van een narcotisch gas. De patiënt blijft rustig. Eventuele spraak is hakkelend, daar de stembanden moeten vibreren in een medium, dat zwaarder is dan lucht. Aan het einde van dit stadium ontstaat bewusteloosheid.

Stad. II: Excitatiestadium. De controle van hogere cerebrale centra valt weg, hetgeen gepaard gaat met reflectoir verzet tegen de indringing van het gasmengsel in de longen. De ademhaling is oppervlakkig, de pols snel en de pupil zeer wijd. Veelal bestaat er cyanose. De duur van dit stadium varieert individueel sterk; een alcoholicus verzet zich lang en hevig.

Stad. III: Chirurgische anaesthesie,

1ste phase:
De ademhaling wordt regelmatig, sneller en dieper dan normaal; de patiënt is weer rustig, de pupil wordt nauwer. De ooglidreflex is verdwenen.

2de phase: De oogbollen zijn gefixeerd. De buikspieren zijn geheel ontspannen. De hoornvliesreflex is verdwenen. In deze phase kunnen bijna alle operaties worden uitgevoerd, maar in bijzondere omstandigheden is nog diepere narcose gewenst.

3de phase: De tussenribspieren zijn nu gedeeltelijk verlamd, waardoor de ademhaling rustiger wordt.

4de phase: De verlamming neemt toe; er is uitsluitend een zwakke buikademhaling. De pols wordt snel en onregelmatig.

Stad. IV: Ten slotte houdt de ademhaling op en volgt de dood.

Ca 1½ uur vóór de operatie krijgt de patiënt een injectie met morfine en atropine. De morfine vermindert de excitatie in het tweede stadium, terwijl de atropine sterke speekselafscheiding tijdens de narcose tegengaat.

Er kunnen zich verschillende complicaties voordoen bij een narcose:

1. reflectoire hart- of ademstilstand ziet men bijna uitsluitend bij chloroform,
2. braken,
3. ontsteking van het bindvlies van het oog.

Na de narcose bestaat er kans op bronchitis en longontsteking, vooral bij aether. Na een chloroformnarcose kunnen zich ernstige beschadigingen van lever, hart en nieren voordoen.

Het veelvuldigst wordt aether gegeven. Dit kan gebeuren met een open kap: de patiënt krijgt over mond en neus een kapje met gaas en taf, waarin een gaatje is gemaakt, waardoor de aether wordt gedruppeld. De patiënt ademt dus lucht met aether in. Met behulp van een ingewikkeld narcosetoestel is het mogelijk de hoeveelheid narcoticum precies te regelen en tevens om in plaats van gewone lucht zuivere zuurstof toe te dienen. Bij lang durende operaties wordt weleens een buis in de luchtpijp gebracht (endotracheale narcose), waardoor de gassen worden toegevoerd uit het narcosetoestel. De uitgeademde lucht komt nu terug in het toestel, waar het van koolzuur wordt ontdaan d.m.v. soda lime en gaat weer naar het aanvoerende systeem.

Dit zgn. gesloten systeem betekent een aanzienlijke besparing van het narcoticum. Bovendien kan de luchtweg goed vrij worden gehouden, steeds voldoende zuurstof worden toegevoerd en zo nodig een positieve druk worden toegepast om samenvallen van de long te voorkomen.



Chlooraethyl
is een roesverwekkend middel. Men bereikt slechts het eerste stadium van de narcose, hetgeen voldoende is voor kleine chirurgische ingrepen zoals het verwijderen van een nagel en het openen van een absces.



Lachgas
is een goed en onschadelijk narcoticum. De narcose is niet erg diep, zodat voor buikoperaties bijmenging met aether nodig is. De patiënt krijgt zeer kort na het staken van de narcose het bewustzijn terug zonder dat zich onaangename reacties voordoen.



Trileen
(trichlooraethyleen) geeft een kortdurende roes. Het wordt veel gebruikt tijdens de bevalling, daar het onschadelijk is voor het kind. De vrouw drukt zelf het kapje op de neus, wanneer de wee begint. Na enkele inademingen wordt ze doezelig, laat het apparaat los en komt weer bij wanneer de wee voorbij is. Er zijn nog enkele andere minder belangrijke narcotica in gebruik, o.a. cyclopropaan.



Intraveneuze narcose.
Evipan of pentothal verwekt direct na de inspuiting in de aderen een diepe slaap, die zeer goed als basis kan dienen voor verdere narcose met aether of lachgas. Een nadeel is echter de kans op ademstilstand. Dit is dan ook de reden dat deze narcose slechts onder de strengste controle en in bevoegde handen mag worden toegepast.

Het nieuwste in de anaesthesie is het gebruik van curarine, Indiaans pijlgif, dat verlammingen teweegbrengt. De spieren zijn volkomen ontspannen. Voor het opheffen van de pijnzin is dan slechts een lichte narcose nodig.



Locale anaesthesie
noemt men de plaatselijke opheffing van het pijngevoel bij ongestoord bewustzijn. Dit kan op verschillende manieren geschieden:

1. Bevriezing. Indien chlooraethyl op de huid wordt gespoten, wordt zoveel warmte ter plaatse onttrokken voor de verdamping van chlooraethyl, dat de huid bevriest en gevoelloos wordt. Zeer geschikt voor kleine chirurgische ingrepen.
2. Verlamming van sensibele zenuwen of zenuwuiteinden. Hiervoor wordt cocaïne of (vaker één der vele synthetische vervangingsmiddelen novocaïne, aethocaïne enz.) gebruikt, meestal in combinatie met adrenaline. Na inspuiting van novocaïne verdwijnt eerst de temperatuurzin, daarna de pijn- en tastzin.

We onderscheiden 2 soorten plaatselijke verdoving:

A. Infiltratie anaesthesie. Op de plaats van de operatie wordt het anaestheticum ingespoten. De sensibele zenuwuiteinden worden verlamd.
B. Geleidingsanaesthesie. Men spuit in rondom de plaats waar geopereerd wordt of direct in de zenuw.



Ruggemergsanaesthesie
(lumbale anaesthesie). Na een ruggemergspunctie wordt een weinig vocht afgenomen en vervangen door een anaestheticum. De zenuwwortels uit het ruggemerg worden verdoofd. Men krijgt een zeer goede gevoelloosheid van het onderlichaam, waarin grote operaties kunnen worden uitgevoerd zoals keizersnede en operaties aan blaas en anus. Het nadeel is echter de bijna steeds optredende hoofdpijn na de operatie.

A. WESSELIUS-DE CASPARIS

Lit.: Th. E. Keys, The History of Surgical Anesthesia Schuman’s (New York 1945); R. J. Minnit and J. Gillier, Textbook of Anaesthetics (Edinburgh 1948).

< >