(tonsillae palatinae) noemt men twee bolvormige organen, gelegen tussen de bogen, die van het zachte gehemelte naar de tong en de keel (larynx) verlopen. Zij bestaan hoofdzakelijk uit klierachtig, zgn. adenoïd weefsel, dat gelegen is dicht onder het slijmvlies en vertonen inzinkingen en plooien, zgn. krypten (lacunae) aan hun naar de mondholte toegekeerde vlakken.
Tussen het adenoïde weefsel liggen slijmklieren verspreid.De amandelen vormen het belangrijkste deel van de zgn. lymphatische ring van Waldeyer, welks taak is, het organisme te verdedigen tegen binnendringende kiemen. De andere delen van deze ring zijn het lymphadenoïde weefsel in de achterwand van de neuskeelholte (z adenoïde vegetaties), in het slijmvlies om de openingen van de Eustachiaanse buizen (tonsillae tubariae) en achter in de tong (tonsilla lingualis). De amandelen vertonen dikwijls ontstekingsverschijnselen (amygdalitis of tonsillitis, Z angina). Dit is tevens het geval bij sommige infectieziekten bijv. roodvonk en diphtherie.
De amandelen zijn wel eens de porte d’entrée van ziektekiemen in het lichaam, waartoe zij door hun ligging zeer geschikt zijn. Worden zij vaak ontstoken, dan blijven zij soms groot en bevatten dan dikwijls kleine veretterende weefselpropjes, die een kwalijkriekende adem kunnen veroorzaken. Kleine etterhaarden kunnen verkalken en ongevaarlijke amandelsteentjes vormen. Slepende ontstekingen van de amandelen kunnen, met weinig plaatselijke verschijnselen, nochtans belangrijke gevolgen hebben en zijn niet zelden de oorzaak van algemene ziektetoestanden zoals rheuma, nephritis (focal infection, haardinfectie).
De gedeeltelijke verwijdering van de amandelen (amygdalotomie of tonsillotomie, „knippen” van de amandelen) of volledige verwijdering (amygdalectomie, tonsillectomie, „pellen” van de amandelen) is dikwijls aangewezen bij slepende amandelontstekingen.
De physiologische betekenis van de amandelen is niet volledig bekend; waarschijnlijk hebben zij een verdedigingsfunctie tegen kiembesmetting, verder doen zij mee aan de vorming van lymphecellen.
PROF. DR F. EEMAN.