Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Karl kautsky

betekenis & definitie

(Johann), Duits socialist, (Praag 16 Oct. 1854 - Amsterdam 17 Oct. 1938), studeerde van 1874-1878 geschiedenis en wijsbegeerte te Wenen. Van 1880-1882 was hij als schrijver in Zürich werkzaam; in 1883 richtte hij de socialistische revue Die neue Zeit (Stuttgart) op, die hij tot 1917 redigeerde.

Reeds in 1875 sloot Kautsky zich bij de sociaal-democratie aan. Hij is een der belangrijkste samenstellers van het Erfurter Programm (1891) geweest, was een vriend en volgeling van Karl Marx en F. Engels en geldt als een der laatste onvervalste Marxisten. Scherp nam hij ca 1900 stelling tegen het revisionisme van Bernstein en na 1910 tegen het radicalisme van R. Luxemburg c.s. Het bolsjewisme bestreed hij.

In 1919 werd Kautsky als Duits staatssecretaris belast met een onderzoek naar de oorzaken van Wereldoorlog I. Na de aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland in 1938 week hij uit van Wenen naar Amsterdam, waar deze militante figuur kort daarop stierf.c. VAN DEN BERG

Bibl.: Der Einflusz der Volksvermehrung auf den Fortschritt der Gesellschaft (1880); K. Marx ökonomische Lehren (1887); Thomas More und seine Utopie (1887); Das Erfurter Programm in seinem grundsätzlichen Teil erläutert (1892); Der Parlamentarismus. die Volksgesetzgebung und die Sozialdemokratie (1893); Bernstein und das sozialdem. Programm (1899); Die Agrarfrage (Ï899); Handelspolitik und Sozialdemokratie (1901); Die soziale Revolution (1903); Ethik u. material. Geschichtsauffassung (1907); Der Ursprung des Christentums (1908); Vorläufer des neueren Sozialismus (2 dln 1895); Vermehrung u. Entwicklung in Natur u. Gesellschaft (1910); Der Weg zur Macht (1909); Wie der Weltkrieg entstand (1919); Terrorismus und Kommunismus (1919); Materialistische Geschichtsauffassung (2 dln, 1927); Sozialisten und Krieg (1938). Veider uitg. van Marx Theorien über den Mehrwert (3 dln, Stuttgart 1905-1910).

Lit.: Autobiogr. in: Volkswirtschaftslehre der Gegenwart in Selbstdarstellungen, I (1924); H. F. Helmolt, K. der Historiker (1920); K. Renner, K. K. (1929).

< >