markies van Havré (Brussel i Sept. 1549 - Bourgondië 23 Nov. 1613), halfbroer van Philips (2) van Croy, hertog van Aarschot, trad in krijgsdienst en vergezelde Alva op zijn tocht naar Groningen in 1568. In 1575 werd hij door Requesens naar Madrid gezonden om de koning op de hoogte te brengen van de benarde toestand.
Toen hij in Aug. 1576 in Brussel terugkeerde, bracht hij alleen zeer vage beloften mee. Hij sloot zich aan bij de Statenpartij en werd, onder zijn broer, generaal der cavalerie van de Staten-Generaal. In Nov. verdreef de Spaanse Furie hem uit Antwerpen. Hij had zitting in de Raad van State, maar deze speelde toen geen rol meer; medestander van zijn broer, ijverde ook hij voor de aanstelling van Matthias tot landvoogd.
Hij slaagde er in Elizabeth tot hulp aan de Nederlanden te bewegen. In 1579 zou hij de Staten van Artois overreden zich niet met Parma te verzoenen, maar hij bewerkte het omgekeerde, fel tegenstander als hij was van het veldwinnend Calvinisme en de invloed van de steden. Hij heeft de Staten Generaal ook bij de Keulse onderhandelingen vertegenwoordigd en leende zich ook voor andere belangrijke zendingen, zoals een militaire zending naar Frankrijk (1587), een gelegenheid, waarbij hij eindelijk door Philips II in genade werd aangenomen. In 1594 was hij op de Rijksdag te Regensburg, terwijl hij tevens bij Ernst van Oostenrijk, toenmaals landvoogd, aandrong op onderhandelingen over vrede met de Noordelijke Nederlanden.
Door Albertus werd hij benoemd tot hoofd van de financiën en in 1598 heeft hij nog eens over vrede onderhandeld met de Republiek.