Vlaams philoloog (Antwerpen 11 Dec. 1865 - Knokke-a.-Zee 19 Sept. 1921), studeerde klassieke letteren te Leuven en promoveerde er op een studie over het Atheens archontaat. Daarna studeerde hij Middelnederlands bij Joh.
Franck te Bonn en bij Jac. Verdam te Leiden. Van 1893 af doceerde hij aan de sectie Germaanse philologie te Leuven; hij publiceerde opstellen over Middelnederlandse taal en letterkunde en bewerkte een uitvoerig Onomasticon of lijst van persoonsnamen der Middelnederlandsche letterkunde, dat in 1905 door de Kon. VI. Akademie met goud werd bekroond. Dit materiaal (100 000 citaten) kon nog niet worden uitgegeven. In Wereldoorlog I werd hij door de Duitsers gearresteerd ten gevolge van een misverstand; gedurende zijn kort verblijf in de gevangenis deed hij de kwaal op, waaraan hij in 1921 is overleden.PROF. DR L. GROOTAERS
Bibl.: L’archontat athénien (1893); Middelned. geestelijke liederen (Leuv. Bijdr., 1899); Een Schoone Historie van Eurias ende Floreta (1904); Inl. tot de Taalkunde en tot de Gesch. van het Nederlandsch (2de druk 1921; 3de-6de drukken bewerkt door L. Grootaers); Schets v. d. Ontwikkelingsgang d. Ned. Letterk. (1918).
Lit.: L. Grootaers, in Jaarb. v. d. Kon. Vlaamse Akad. v. Taal- en Letterkunde (1944).