Tsjechisch staatsman (Vysoké, d.i. Hochstadt, Boh., 27 Dec. 1860 - Praag 26 Mei 1937), was de oprichter van het weekblad Gas (Tijd, 1889) en vertegenwoordigde sinds 1891 de Jong-Tsjechen in de Oostenrijkse Rijksraad, na 1894 in de Tsjechische Landdag.
Hij bepleitte de Tsjechische zelfstandigheid. In 1908 vertrok hij naar Rusland. Als voorstander van de Slavische eenheid wenste hij o.a. politieke samenwerking tussen Rusland en Tsjechië; hij nam deel aan de geheime anti-Oostenrijkse organisatie „Maffia”. Mei 1915 werd hij wegens hoogverraad gearresteerd en in Juni 1916 ter dood veroordeeld, doch begenadigd. In Juli 1918 stond hij aan het hoofd van het nationale comité te Praag; hij werd de eerste min.-president van de Tsjechoslowaakse republiek (Nov. 1918 - Juli 1919). Sinds 1923 maakte hij deel uit van het „vijfmanschap”, dat de Tsjechische politiek leidde. Als leider van de nationaal-democratische partij verzette hij zich tegen Benes’ pogingen tot herstel der diplomatieke banden met Sovjet-Rusland.Bibl.: Die Russische Krisis (1925, uitv. studie over de oorzaken van de Russ. revolutie).
Lit.: Wichtl, K. K., der Anstifter des Weltkrieges (1918).
