Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Kamfer

betekenis & definitie

(1) is het product van enkele tot het geslacht Cinnamomum BI. (z kaneel) behorende bomen uit de fam. der Lauraceeën en wel vooral van C. camphora (L) Nees et Eberm. (en enkele naverwante soorten), die voorkomt in de oostelijke provincies van Centraal China, op het eiland Hainan en zeer veel op Formosa, dat de voornaamste zetel van de kamferindustrie is. De boom wordt meer dan 50 m hoog en bevat kamfer zowel in de stam, de takken en bladeren, als in de wortels.

Reeds als de plant 4-5 jaren oud is, wordt in de bladeren, die rijk zijn aan olieklieren, een aetherische olie gevormd, waaruit de kamfer gewonnen kan worden. In het hout zijn de oliecellen pas op 20-jarige leeftijd zo talrijk, dat verwerking lonend wordt; het gehalte is niet alleen afhankelijk van uitwendige omstandigheden, doch berust ook op erfelijke factoren.GESCHIEDENIS

De oude Grieken, Romeinen en inwoners van India hebben de echte kamfer zeker niet gekend, al waren baros- en ngai-kamfer (die heel andere herkomst hebben) al wel bekend. Pas in de 16de en 17de eeuw werden deze door de echte kamfer vervangen. De eerste berichten over winning van de kamfer in China werden echter pas in de 18de eeuw bekend. Waarschijnlijk hebben de Chinezen de winningsmethoden in Japan ingevoerd, van waar de Hollanders, die lang de enige handelsconnectie met Japan vormden, de kamfer reeds in 1680 uitvoerden. In de 19de eeuw namen de Chinezen en Japanners de kamferhandel zelf in handen. Intussen was in 1676 de eerste kamferboom al in de botanische tuin te Amsterdam ingevoerd, van waar afstammelingen naar andere botanische tuinen in Europa werden overgebracht.

CULTUUR

Behalve in China en Japan heeft men, overal waar het klimaat er zich toe leende, de cultuur beproefd. Deze slaagt alleen, waar de temperatuur vrij gelijkmatig is en in de winter niet beneden 10 gr. C. daalt; de lucht moet vochtig zijn, de grond vochtig en goed doorlaatbaar. Men gaat veelal van zaad uit en krijgt dan na een jaar 40-60 cm hoge planten, die onder schaduw moeten worden uitgeplant. Als de planten 5 jaar oud zijn, gaat men in de cultures buiten China en Japan geregeld snoeien, waardoor de planten laag blijven en het kamfergehalte vooruitgaat. Men kan tweemaal per jaar tot volledige snoei overgaan; de aldus gewonnen kamferolie is echter niet van gelijke samenstelling.

In Japan en China verwerkt men meestal de gehele boom, met wortel en al. Om roofbouw te voorkomen, mogen de bomen in Japan niet beneden 50 jaar, en in China niet beneden 20 jaar verwerkt worden. Men maakt er veel werk van herbebossing.

WINNING

De verwerking op kamfer en kamferolie heeft in China en Japan langs zeer primitieve weg door droge, of in de latere tijd meer door stoomdestillatie uit het fijn verdeelde materiaal plaats. De vluchtige producten gaan met de waterdamp mee en worden in speciale koelers neergeslagen. Men krijgt dan vaste kamfer en daarnaast ruwe kamferolie, waarin nog 40-55 pct kamfer is opgelost. Door filtreren wordt de vaste kamfer verzameld; deze bevat voor 90-95 pct „ruwe” kamfer en wordt in kisten van 50-60 kg verzonden. In Europa wordt er door destillatie zuivere kamfer uit bereid, die in poedervorm of in ,,broden” van 1-2 kg in de handel komt. Tot 1884 gold de ruwe kamferolie, die een s.g. van 0,950-0,995 heeft, als waardeloos.

Ze wordt tegenwoordig door destillatie van kamfer bevrijd, waarna de eigenlijke kamferolie overblijft. De eigenlijke kamferolie bestaat uit een groot aantal terpenen en daarmee verwante verbindingen, die men in laag- en hoogkokende fracties kan scheiden, die alle haar bijzondere toepassingen vinden. Men wint eerst de zgn. witte kamferolie, s.g. 0,87-0,91, k.pt 150-195 gr. C., die hoofdzakelijk uit terpenen bestaat, en zelfs bij -20 gr. C. geen kamfer meer afscheidt, hoewel er nog 3,75-8 pct in zit; ze wordt gebruikt als brandolie, goedkoop oplosmiddel en voor de bereiding van prima roet voor O.I.-inkt. Hierna houdt men de zgn. rode kamferolie over, die bruin of bijna zwart van kleur is, een s.g. van 0,9-meer dan 1 heeft, en een k.pt van 225-270 gr.

C.; ze geurt nog iets naar kamfer, doch bevat er bijna niets van; wel bevat ze veel safrol (de grondstof voor de bereiding van heliotropine), eugenol en sesquilerpenen. Verwerkt men deze olie op safrol, dan blijft de zgn. lichte kamferolie over (s.g. 0,86-0,90, k.pt 270-300 gr. C.), die wel in plaats van terpentijnolie gebruikt wordt, voor het parfumeren van zeep, voor het bedekken van de onaangename geur van minerale oliën en sommige smeermiddelen. Ten slotte bereidt men nog een dik-vloeibare, hoogkokende blauwe kamferolie (s.g. 0,95-0,96, k.pt 300 gr. C.) die in de porseleinindustrie toepassing vindt.

Kamfer is een optisch actief keton C9H16C=0, een kleurloze, doorschijnende, kristallijne massa, met doordringende geur; sm.pt 175-177 gr. C., k.pt 204 gr. C. In water niet, doch in alkohol, aether, benzol en aceton gemakkelijk oplosbaar.

TOEPASSING

70 pct voor de celluloid- en filmindustrie, ongeveer 15 pct voor medisch gebruik en de rest als insecticide, hoewel tot dit doel moderne synthetische middelen als naphthaline en D.D.T. er voor in de plaats komen.

Nauw verwant aan de Japanse kamfer is de Sumatra-, Baros-, of Borneokamfer, die gewonnen wordt uit de Dipterocarpacee Dryobalanops aromatica Gaertn. (syn. Dr. camphora) en de Ngai- of Blumeakamfer van de composiet Blumea balsamifera D.C., die voorkomt van de Himalaya tot in de Maleise Archipel. Deze kamfers hebben vrijwel dezelfde chemische samenstelling C9H16CHOH, doch de eerste bestaat hoofdzakelijk uit d-borneol, de tweede uit 1-borneol Door voorzichtige oxydatie kan de groep CHOH in de groep C= O overgaan, waardoor dus de echte kamfer ontstaat. In Californië wordt tegenwoordig kamfer bereid uit enkele soorten van het tot de familie der Composieten (Samengesteldbloemigen) behorende geslacht Artemisia.

Tegenwoordig bereidt men synthetische kamfer uit de a-pineen van de terpentijnolie; deze onderscheidt zich doordat ze slechts zeer gering en niet constant optisch actief is. Voor medisch gebruik is de synthetische kamfer niet toegestaan.

DR A. KLEINHOONTE

Lit.: Tschirch, Handb. d. Pharmacognosie (Leipzig 1917), II, 2, p. 1110-1142; J. M. Klimont, Der technisch-synthetische Campher (1921); A. Dubosc et L. Trobut, Le Camphre et sa synthèse (1922); Wiesner, Die Rohstoffe des Pflanzenreiches (Leipzig 1927), I, p. 103-107; Spoon, Overzicht van proeven in Ned.

Oost-Indië genomen met de cultuur v. d. Japanschen kamferboom, in Med. XXV Aid. Handelsmus, v. Kon. Ver.

Kol. Inst. Amsterdam (1929); Madaus, Lehrb. d. Biol. Heilmittel (Leipzig 1938) I, P. 790-800.

Kamferhout

dat meestal van Cinnamomum camphora afkomstig is, is door de aanwezigheid van kamfer beschermd tegen aanvallen van insecten en daardoor geschikt voor het maken van kasten en kisten; het is gemakkelijk te bewerken, duurzaam en iets grijs van kleur; s.g. is 0,68-0,71. Het Sumatra- of Borneokamferhout is afkomstig van Dryobalanops aromatica (z Dipterocarpaceecn) en is een van de belangrijkste handelshoutsoorten van Indonesië. Het wordt veel als bouwhout gebruikt, zowel voor huizen- als voor bruggenbouw en tevens voor kisten en meubels; het is rood- tot bruin of grijsbruin van kleur en heeft een s.g. van 0,62-0,95.

(2, geneeskunde). Kamfer speelde, vroeger meer dan thans, als geneesmiddel een belangrijke rol; het werkt prikkelend op het centrale zenuwstelsel, vooral op het verlengde merg, waarin de ademhalings- en vaatcentra liggen. Het is daardoor een der oudste analeptica. Bij hoge doses kan het psychische opwinding veroorzaken, hoofdpijn, duizeligheid en roodheid van het gelaat. Bij zeer grote doses ontstaat bewegingsdrang, een vermeend gevoel van grote kracht, gevolgd door verwardheid en gedachtenvlucht. Plaatselijk toegepast werkt het prikkelend op de huid; in de vorm van kamferspiritus wordt het gebruikt bij decubitus (doorliggen) en als wrijfmiddel.

Een mengsel van kamferspiritus en glycerine is een bekend middel, dat bij winterhanden wordt gebruikt. Kamferzalf is een mengsel van 10 delen kamfer met 90 delen gele vaseline. Vroeger verstond men hieronder ook wel een loodhoudende kamferzalf (Unguentum Carbonatis plumbici camphora turn), doch deze wordt thans als loodkamferzalf aangeduid. Beide zalven worden tegen doorliggen gebruikt. Behalve de natuurlijke, rechtsdraaiende, kamfer kent men ook een racemische, langs synthetische weg verkregen kamfer. Deze mag echter volgens de Nederlandse Pharmacopee alleen voor uitwendig gebruik worden toegepast.

< >