(Chinees: Kioeng-tsjou-foe), groot eiland in de Zuidchinese Zee, gelegen tussen 17°52' en 20°8' N.Br. en tussen 108°32' en 111°i5’ O.L.v.Gr., vormt de Z.O. begrenzing van de Golf van Tonkin en wordt door de 16-25 km brede, ondiepe Straat van Hainan van het vasteland van Azië (het schiereiland Lei-tsjou of Lui-chow) gescheiden. Het is het meest zuidelijk gebiedsdeel van China en ligt geheel binnen de tropen.
De grootste lengte (N.O.-Z.W.) bedraagt 255 km, de grootste breedte 161 km. Hainan, tot de prov. Kwang-toeng behorend, 34 000 km2 groot met ca 3 mill. inw., bestaat voor circa de helft uit heuvels en golvende vlakten, die voor landbouw benut kunnen worden. In geologisch opzicht vormt het twee geheel van elkaar verschillende delen. Het oudere Z. deel bestaat uit geërodeerd en zwaar bebost bergland, dat graniet, marmer en zandsteen bevat. Het binnenland wordt ingenomen door de grotendeels uit graniet opgebouwde, tot 1920 m hoge Woetsjisjan (Wu-chi-shan: Vijfvingerberg), die des winters met sneeuw bedekt is.
De N. helft van Hainan is laag; dit jongere deel wordt gekenmerkt door een van O. naar W. langs de N.-kust van het eiland lopende reeks van uitgedoofde vulkanen, een strook van 16-40 km breed. De N. kustvlakte is, evenals de O. vlakte, op sommige plaatsen tot 65 km breed. De rotsachtige en steile Z.O.en Z.-kusten hebben goede havens en ook de N.W.-kust biedt een goede ankerplaats. De vrij talrijke riviertjes zijn gedeeltelijk bevaarbaar. Het klimaat is warm aan de kust, in de hogere delen koeler. In het Z. brengt als gevolg van het reliëf de N.O.-moesson (Sept.-Mrt) geen tempering.
In de periode van Juli-Nov. treden typhoons op, die soms aanmerkelijke schade aanrichten. De neerslag bedraagt 1778-2540 mm per jaar; men onderscheidt twee perioden: de grote regentijd (Mei tot Oct.) en de kleine regentijd (Nov. tot Apr.). Het eerste rijstgewas rijpt in het voorjaar en heeft bevloeiing nodig, het tweede echter niet. De bossen bevatten vele kostbare houtsoorten, kokos-, betelen andere palmen. Het delfstoffenrijk omvat goud, zilver, lood, ijzer, tin, koper, edelgesteenten en koraal; de exploitatie heeft echter nog weinig te betekenen en beperkt zich tot goud en tin (N.W.-kust). De flora sluit meer aan bij die van Malakka en de Philippijnen dan bij die van de zuidelijke provincies van China. Ook de dierenwereld vertoont een afwijkend beeld; de visrijkdom van de zee en de rivieren is groot.Het middel van bestaan is de landbouw; verbouwd worden rijst, suikerriet, tabak, indigo, hennep, sesamzaad en vruchten (o.a. ananas). Gebrek aan goede transportmiddelen en verwerkingsinrichtingen zijn oorzaak dat export dikwijls niet kan plaats hebben. Uitgevoerd worden varkens, gevogelte (vooral eenden en eendeneieren), suiker, aardnotenolie, kokosnoten, copra, agaragar, vee en huiden en eetbare zwaluwnestjes; ingevoerd worden rijst, katoenen goederen, petroleum, meel, erwten en bonen. In- en uitvoer geschieden grotendeels via de havenstad Hoi-kou (ca 100 000 inw.), 5 km van de hoofdstad Kioengtsjou (Kiung-chow-fu) verwijderd.
De inwoners, wier aantal op 2 500 000 wordt geschat, zijn deels Chinezen, deels inboorlingen, Li, die met de Maleiers verwant zijn en ten dele beschaafd (Sjoek-Li), ten dele onbeschaafd (Sjang-Li) zijn. Hun taal is met die van de Lao in Achter-Indië verwant. In het centrale gebergte wonen de Hiai-ao.
H. A. BOMER
Lit.: H. Stübel, Die Li-Stamme d. Insel H. (1937).