(Koblenz 25 Jan. 1776-München 29 Jan. 1848), deed zich als student kennen als bewonderaar van de ideeën der Franse Revolutie, maar hij keerde van een mislukte zending naar Parijs in 1799 ontnuchterd terug.
Hij werd leraar in de natuurkunde te Koblenz en in 1806 privaat-docent te Heidelberg, waar hij met Arnim en Brentano een der hoofdfiguren was van de zgn. Heidelbergse romantiek en aan de Leitung für Einsiedler meewerkte. Spoedig was hij weer in Koblenz, waar hij zich aan de studie der Oosterse en der Duitse Oudheid wijdde en de Rheinische Merkur, de belangrijkste krant van die dagen, redigeerde. Bovendien vervulde hij de betrekking van inspecteur van het onderwijs.
Als redacteur voelde hij zich tot de dienst van het vaderland en het volk geroepen. In 1816 echter werd zijn blad wegens zijn heftigheid verboden en kreeg hij ontslag als onderwijsinspecteur. Na het verschijnen van Teutschland und die Revolution (1819) moest hij vluchten en verbleef enige tijd in Straatsburg en Zwitserland. Hij werd nu meer en meer de strijder voor het Katholicisme, dat, naar hij meende, alleen in staat was, het volk langs vaste banen te leiden.
In 1826 werd hij benoemd tot professor in de geschiedenis te München. Algemeen gold hij in zijn laatste levensperiode als de leider van het Katholieke Duitsland. In 1876 werd te Koblenz de Görres-Gesellschaft gesticht ter bevordering van de Katholieke wetenschap.Bibl. (behalve de bovengenoemde): Die teutschen Volksbücher (1807; herdr. 1923); Teutschlands künftige Verfassung (1816); Europa und die Revolution (1821); Athanasius (1837); Die Christliche Mystik (4 dln, 1836-1842); Kirche und Staat nach Ablauf der Kölner Irrung (1842); Gesammelte Schriften (uitg. door Marie Görres, 6 dln, 1854-1860); Ges. Sehr. hrsg. i. Auftr. d. Görres-Ges., Bd 1-12 (1926-1942); Kritische Ausgabe (uitgeg. door de Görressellschaft 1926 vlgg.); J.
Görres, eine Auswahl aus seinen Werken und Briefen von Schellberg (1927, met bibl. v. werken over G.).
Lit.: J. N. Sepp, G. und seine Zeitgenossen (1876); W. Schellberg, G. (2de dr., 1926); R.
Reisze, Die weltanschauliche Entwicklung des jungen G. (1926); G. Kallen, J. G. und der deutsche Idealismus (1926); Fr. Borinski, G. und die deutsche Parteibildung (1927); R.
Stein, G. (1928); A. Renner, G. und die Schweiz, diss. Freiburg in Zw. (1930); F. Not hardt, G. und sein Rothes Blatt, diss.
Heidelberg (1932); H. Wöhrmann, G.’s Rhein.
Merkur, diss. Hamburg (1933); I. Rehr. G. und sein Verh. zur Geschichte, diss.
Hamburg (1935); I. Schönfelder, Das Idee der Kirche bei G. diss.Breslau (1938); H. Kindt, G.’sRhein. Merkur, diss.Berlin (1936) ;A.
Sompenschein, G., Windischmann u. Deutinger, diss.Bonn (1938); W. Goetz in Histor. Zeitschr. dl 138, blz. 258 v.; K.
A. v.Müller, G. in Strassburg 1819-1820(1926) ; E.Conrads, Der Wandel in der Görreschen GeschichtsaufFassung (1937) en vele publicaties der Görres-Gesellschaft; A. Dempf, Görres spricht zu unserer Zeit, Der Denker und sein Werk (1933).
