(Tripoli in Syrië 1687 - Rome 17 Jan. 1768), ontving zijn opleiding in het Maronietencollege te Rome en werkte vervolgens geruime tijd in de boekerij van het Vatikaan, welke door zijn neef Elisa Gregorius Assemani met een aantal Oosterse handschriften was begiftigd. Hij maakte vervolgens een reis door Syrië en Egypte.
In 1717 keerde hij terug met 150 Oosterse handschriften. Een tweede reis (1735-1738) bezorgde hem een nieuwe schat van handschriften, benevens een paar duizend munten. Na die tijd bleef hij te Rome als custos der Vatikaanse bibliotheek, bisschop van Tyrus, kamerheer van den paus en domheer der kerk van het Vatikaan. Hij heeft een aantal Latijnse werken geschreven, vooral van bibliografische inhoud, als Bibliotheca orientalis Clementino-Vaticana, bevattende een beschrijving van de Syrische handschriften der Vatikaanse bibliotheek, 9 vol. folio, Rome 1719-1728; Ephraëmi Syri Opera omnia quae extant, 6 vol. fol., Rome 1737-1746; Kalendaria ecclesiae universae; Bibliotheca juris orientalis canonici et civilis, 5 vol., Rome 1762-1766; Italicae historiae scriptores, 4 vol., 1751. Ook heeft kardinaal M a i een en ander van zijn nalatenschap uitgegeven.
