Frans generaal (St-Béat, Haute-Garonne, 24 Apr. 1849 - Versailles 27 Mei 1916), streed in de Frans-Duitse oorlog van ïQjol’yi bij Bazeilles. In 1878 werd hij naar de Senegal gezonden; in 1880 drong hij met slechts 30 spahi’s tot de Niger door en wist de negerkoning Mahmadoe tot een verdrag met Frankrijk te bewegen.
In 1891 werd hij tot overste bevorderd en naar Tonkin gezonden, waar hij het bevel over het gebied van Langson kreeg en orde en rust herstelde door het vernietigen der roverbenden. Daarop was hij van 1896-1905 gouverneur-generaal van Madagascar, dat hij eveneens pacificeerde. In 1906 kwam hij aan het hoofd van het 13de legerkorps, daarna van het 14de; ook werd hij militair gouverneur van Lyon. Na het uitbreken van Wereldoorlog I werd hij benoemd tot gouverneur van Parijs.
Het succes der Fransen in de slag aan de Marne was voor een goed deel te danken aan zijn maatregel om een gedeelte van het garnizoen van Parijs en uit Afrika gedebarkeerde troepen ijlings naar het Marnefront te doen overbrengen, waar zij de Duitsers in de flank vielen. Daartoe liet hij 6 Sept. 1914 beslag leggen op alle in Parijs aanwezige automobielen. 30 Oct. 1915 trad hij als minister van Oorlog op in het kabinet-Briand, welk ambt hij in Maart 1916 om redenen van gezondheid nederlegde.Bibl. : Deux campagnes au Soudan français 1886-1888 (1890); Trois colonnes au Tonkin, 1894-1895 (1899); La pacification de Madagascar (1900) ; Madagascar de 1896 à 1905 (1906) ; Mémoires du général G., défense de Paris 25 Aug. - 11 Sept. 1914 (1915)
Lit.: Leblond, G. parle (2 dln, 1920); Gheusi, Le maréchal G. (1921).