Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Joseph CAILLAUX

betekenis & definitie

Fr. staatsman (Le Mans 30 Mrt 1863 -Mamers 23 Nov. 1944), zoon van de conservatieve minister Eugène Caillaux (18221896) onder Mac Mahon, werd in 1892 lector in de wetenschap van het geldwezen te Parijs en in 1898 radicaal afgevaardigde. In de ministeries Waldeck-Rousseau (Juni 1899-Mei 1902),-Clemenceau (Oct. 1906 - Juli 1909) en-Monis (Mrt Juni 1911) was hij minister van Financiën.

Hij trachtte een democratische inkomstenbelasting in te voeren, maar dat plan mislukte door de tegenstand van de grote bankiers. In Juni 1911 vormde hij zelf een ministerie en nam ditmaal de portefeuille van binnenlandse zaken. Tijdens dit ministerie had het Agadir-incident (z Marokko) plaats. Caillaux wenste echter toenadering tot Duitsland.

Het Marokko-Congo-Verdrag van 4 Nov. 1911 kwam tot stand. Caillaux had echter een algemene koloniale overeenkomst willen tot stand brengen en Duitsland toegevendheid willen betonen i.z. de Bagdadspoorweg; toen hierover verschil van opinie aan de dag trad, trad Caillaux af (Jan. 1912). Zijn staatkundige loopbaan werd tijdelijk gebroken door het geruchtmakende proces Caillaux-Calmette in 1914, naar aanleiding van de aanslag met dodelijke afloop, 16 Mrt 1914 gepleegd door mevrouw Caillaux op Calmette, hoofdredacteur van de Figaro, die in zijn dagblad het staatkundig en persoonlijk leven van Caillaux heftig had aangevallen. Nadat zijn vrouw door de jury was vrijgesproken, vertrok Caillaux met haar naar Amerika.

In de oorlog werd Caillaux, die het inzicht huldigde, dat langer doorvechten zowel Duitsland als Frankrijk zou ruïneren, door de oorlogspartij gewantrouwd en belasterd. 22 Dec. 1917 hief de Kamer de parlementaire immuniteit van Caillaux op en in Jan. 1918 werd hij gevangen genomen. Zolang de oorlog duurde, bleef Caillaux in voorlopige hechtenis en pas in 1920 werd hij bij gebrek aan bewijs vrijgesproken, maar uit Parijs verbannen. Herriot begenadigde hem in 1924 en in 1925 werd hij wederom minister van Financiën in een ministerie-Painlevé (Apr.). Zijn taak was de valuta voor verdere depreciëring te behoeden.

Met de V.S. sloot hij een verdrag over de betaling der oorlogsschulden, dat echter door zijn ambtgenoten niet werd goedgekeurd. In 1926 was Caillaux korte tijd minister van Financiën in het vijfde ministerie-Briand. Een overeenkomst over de oorlogsschulden met Engeland kwam tot stand, maar een machtigingswet over de financiële politiek werd door de Kamer verworpen. Het was Poincaré, die de stabilisatie van de franc tot stand bracht.

In 1935 was hij nog eenmaal minister van Financiën in het kortstondige kabinet-Bouisson. Als voorzitter van de financiële commissie van de Senaat, oefende hij nog een machtige invloed uit, die o.a. de directe oorzaak was van de val van de volksfrontregering van Blum.Bibl.: Impôt sur le revenu (1910); Agadir (1919); Mes prisons (1920); Où va la France, où va l’Europe? (1922); Ma doctrine (1926); Mes mémoires, 3 dln (1947).

Lit.: Gaston-Martin, J. C. (1931); P. Vergnet, J. G. (Paris 1918); Gh.

Paix-Séailles, Jaurès et G. Notes et souvenirs (Paris 1920).

< >