Engels economist (Cambridge 5 Juni 1883 -Tilton 21 Apr. 1946), heeft grote invloed gehad — en heeft deze door zijn publicaties nog — op de theoretische economie en de economische politiek. Hij wordt wel gekenschetst als de belangrijkste en invloedrijkste economist van zijn tijd.
Keynes studeerde te Cambridge wiskunde en civiele dienst. Reeds in zijn ouderlijk huis (zijn vader gaf o.a. economie-colleges) kwam hij in nauwe aanraking met de economische wetenschap. Keynes begon zijn loopbaan (1906) als ambtenaar bij het India Office: de kleine twee jaren, die hij bij deze dienst doorbracht, waren van grote betekenis, omdat hij hierin vertrouwd raakte met de werking van het overheidsapparaat. In 1908 werd hij lector in Cambridge, waar hij tot 1915 meestal verbleef. Zijn benoeming tot redacteur van de Economic Journal in 1911 legde, ondanks zijn vele werkzaamheden, een band voor het leven.
De toetreding van Keynes tot de Treasury, in 1915, was een volgende stap. Zijn werkzaamheden hadden vnl. betrekking op internationale monetaire vraagstukken en de financiële verhoudingen tussen de Geallieerden. Het stelsel van de Allied War Loans en zijn uitwerking staan in belangrijke mate op naam van Keynes. Na Wereldoorlog I vond het Verdrag van Versailles in Keynes (die financieel vertegenwoordiger van de Treasury op de vredesconferentie was) een heftig tegenstander. In The Economic Conseguences of the Peace (1919), dat lang nawerkte, legde hij zijn bezwaren tegen het vredesverdrag neer.
Na 1919 wijdde hij zich weer aan het onderwijs; de practische, economische vraagstukken behielden echter zijn grote belangstelling. In 1922 verscheen The Revision of the Treaty, in 1923 A Tract on Monetary Reform, handelende over geldswaarde, wisselkoersen en de consequenties van devaluatie. Zijn belangstelling voor de economische vraagstukken en zijn theoretisch denken bleven elkaar beïnvloeden. In 1929 werd Keynes tot lid van het MacMillan Committee on Finance and Industry benoemd, in 1930 tot lid van de Economie Advising Council. In hetzelfde jaar verscheen A Treatise on Money, waarin — voor het eerst in zijn publicaties — de nadruk gelegd wordt op de begrippen sparen en investeren, die zo’n belangrijke plaats innemen in zijn voornaamste werk, dat in 1936 verscheen: The General Theory of Employment, Interest and Money. Hierin tracht Keynes het evenwichtsniveau van totale vraag en werkgelegenheid te bepalen en toont hij aan, dat het punt van full employment in het algemeen niet automatisch wordt bereikt. Zijn theorie is in belangrijke mate op de practijkvraagstukken (werkgelegenheid) gericht en wijkt in sommige opzichten belangrijk van de bestaande theorie (bijv. verklaring van de interest) af. De invloed van dit boek is zo groot geweest, dat wel gesproken wordt van een „Keynesan Revolution” (L. Klein).
De eerste directe bijdrage van Keynes tot de oplossing van de economische problemen, geschapen door Wereldoorlog II, was How to pay for the War (1940), een publicatie, waarin het vraagstuk van de oorlogsfinanciering van zijn (nieuwe) gezichtshoek uit werd bezien.
Benoemd in 1940 tot adviseur van de Chancellor of the Exchequer en in 1941 tot directeur van de Bank of England, werd hij in toenemende mate betrokken in de monetaire problemen van de oorlogs- en na-oorlogse periode. De regeling van de ,,lend lease”, de overeenkomst van Bretton Woods (1944) en de Amerikaanse lening van Groot-Brittannië (1946) vormen evenzovele vraagstukken van wereldomvattende betekenis, waaraan Keynes in zeer belangrijke mate medewerkte. Zijn laatste bijdrage tot het herstel van de welvaart in de wereld vormde zijn werk op de conferentie van Savannah (1946). Volkomen overwerkt stierf hij kort daarop aan een hartaanval.
Keynes is een zeer veelzijdig mens geweest. Naast economie hadden o.a. wiskunde, politiek, geschiedenis, filosofie en kunst (zijn vrouw Lydia Lopokova was aan het ballet verbonden) zijn grote belangstelling. Hij toonde zich als voorzitter van een verzekeringsmaatschappij, directeur van een beleggingsmaatschappij en in vele andere functies metterdaad een goed zakenman. In 1942 werd hij in de adelstand verheven: baron Keynes of Tilton.
C. VAN DEN BERG
Bibl.: Indian Currency and Finance (1913); A Treatise on Probability (1921); Essays in Persuasion (1931); Essays in Biography (1933); The Means to Prosperity (1933); two Memoirs (1951).
Lit.: A. C. Pigou, J. M. K. 1883-1946. Proceedings of the Brit. Ac. vol. 32 (1946); The New Economics: K’ Influence on Theory and Public Policy, ed. by Seymour E. Harris (1947, met lit.): R. F. Harrod, The Life of J. M. K. (1951); J. Eaton, Marx against K. (London 1951).