Amerikaans vakverenigingsleider (Lucas, Iowa, 12 Febr. 1880), trok reeds op jeugdige leeftijd als lid van de toenmalige mijnwerkersbond de aandacht van Samuel Gompers en veroverde dank zij zijn energie en welsprekendheid de positie van vice-president van die bond in 1918; in 1920 werd hij president. Toen na het intreden van de crisis van 1929 de NRA-wet van 1933 een nieuwe impuls gaf aan de Amerikaanse vakbeweging, stelde Lewis zich aan het hoofd van de velen, die de AFL als te weinig energiek de rug toekeerden; zijn eigen vakbond groeide in luttele maanden tijds van nog geen 100 000 tot ruim een half millioen leden en in 1935 gaf hij de stoot tot de oprichting van het CIO.
In die tijd werkte hij samen met president Roosevelt, met wie het in 1940 tot een breuk kwam; Lewis verliet het CIO en concentreerde sindsdien al zijn activiteit op zijn vakbond, de United Mine Workers, welke onder zijn leiding is uitgegroeid tot de militantste vakorganisatie van de V.S. In 1943 won hij vier grote kolenstakingen en ook sinds de vrede doet hij voortdurend van zich spreken.Lewis is wel bij uitstek het type van de Amerikaanse arbeidersleider geworden. In Amerika waardeert men in zo iemand vooral de agitator, de strateeg; theoretische beschouwingen of politieke overtuiging zijn bijzaak: Lewis heeft lid kunnen zijn zowel van de Republikeinse als van de Democratische partij. Men wenst aan het hoofd van zijn bond een „boss”, een man, die een „machine” weet op te bouwen, die sleutelposities bezetten kan en op deze wijze de belangen van de werklieden behartigt.
PROF. DR J. PRESSER
Lit.: S. Alinsky, J. L. L. (1949).