Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Vakbeweging

betekenis & definitie

noemt men in algemene zin alles, wat verband houdt met het bestaan en optreden van de arbeidersbeweging. In engere zin verstaat men er onder de door de vakverenigingen ontwikkelde actie ter versterking van het ledental of ter bereiking van de doeleinden, die de vakverenigingen nastreven.

In die zin wordt echter meestal het woord vakverenigingsactie of vakactie gebezigd. Gegevens omtrent de omvang van de vakbeweging in Nederland verstrekt het Overzicht van de omvang der vakbeweging in Nederland, dat jaarlijks door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd. Daaruit blijkt, dat het totaal aantal georganiseerden op i Jan. 1910 185 100 bedroeg, op 1 Jan. 1936 728 200 en op 1 Jan. 1952 1 258 300. De op 1 Jan. 1952 op ca 2 860 000 personen te stellen onzelfstandige beroepsbevolking bleek voor ruim 44 pct uit georganiseerden te bestaan. Het aandeel der drie samenwerkende vakcentralen (N.V.V., C.N.V. en K.A.B.) in het totaal der georganiseerden was 73 pct. De ledentallen van de vakcentralen bedroegen op 1 Jan. 1952: N.V.V. 420 800, C.N.V. 174800, K.A.B. 321500, E.V.C. 164400 en N.V.C. 16800.Na Wereldoorlog II is er in Nederland een gereglementeerde vorm van samenwerking tot stand gekomen tussen het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (N.V.V.), de Katholieke Arbeiders Beweging (K.A.B.) en het Christelijk Nationaal Vakverbond (C.N.V.), nl. de Raad van Vakcentralen. De zelfstandigheid van elk der drie organisaties blijft gehandhaafd. De samenwerking is vrijwillig en bindt slechts in zoverre als vooraf is overeengekomen. Het doel is de algemene sociaal-economische en sociaal-hygienische belangen van de werknemers te behartigen.

In het kader van deze samenwerking zijn naast de Raad van Vakcentralen opgericht:

1. de Bedrijfsunies, waarin de drie bonden van een bepaalde bedrijfs- of beroepsgroep samenwerken;
2. Afdelingsunies, waarin de plaatselijke afdelingen van de drie bonden van een bepaalde bedrijfs- of beroepsgroep samenwerken;
3. de Raden van Overleg, waarin samenwerken de plaatselijke centralen van de drie landelijke vakcentralen.

Het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen. In 1948 is een scheuring ontstaan in het wereld-vakverbond, toen op initiatief van het Trade Union Congress de niet-communistische vakcentralen van West-Europa het verbond verlieten. Aanleiding hiertoe was de uitvoering van het Marshall-plan en de critiek van de communisten daarop. Een jaar later — in Dec. 1949 — werd het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen opgericht, waarin de niet-communistische en niet-confessionele vakverenigingen werden opgenomen. Twee jaar later waren reeds 53 millioen werknemers uit 60 landen bij het I.V.V.V. aangesloten. Het I.V.V.V. beperkt zich niet tot West-Europa, zoals dat met het Internationaal Vakverbond van vóór Wereldoorlog II het geval was, maar heeft ook zijn vertakkingen in Amerika, het Nabije en het Verre Oosten.

PROF. MR A. N. MOLENAAR.

< >