Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

John BRIGHT

betekenis & definitie

Brits staatsman (Rochdale 16 Nov. 1811 -27 Mrt 1889), was de grote voorvechter van de vrijhandel. Zijn vader was eigenaar van een katoenspinnerij te Rochdale en behoorde tot de secte der Kwakers.

John volgde hem op en vermeerderde zijn kennis door grote reizen. In 1836 kwam hij in betrekking tot Cobden en sedert verbond een zeer intieme vriendschap deze beide voorstanders van freetrade. In 1838 hield Bright zijn eerste publieke rede tegen de korenwetten en stichtte met Cobden de Anti-Corn-Law-League; daarna begon hij zijn campagne door het land waarbij hij een geweldig gehoor vond. In het Parlement waarin hij van 1843 af zitting had, had hij minder succes, maar was zijn aanwezigheid toch van betekenis doordat hij Cobden steunde.

Aan hen beiden was het dan ook vooral te danken, dat de korenwetten in 1846 werden afgeschaft. In de daaropvolgende jaren bleef hij zijn beginsel getrouw, ijverde ook voor de afschaffing der overige invoerrechten en stond Cobden weer bij in diens onderhandelingen met Frankrijk, die leidden tot het vrijhandelsverdrag van 1860. Ook in andere opzichten toonde hij zich een overtuigd liberaal, die voor zijn beginselen met ijver en geestdrift opkwam. Hij keerde zich tegen de kerkelijke controle op het onderwijs (zoals hij als non-conformist steeds de voorrechten van de Anglicaanse kerk bestreed, vooral voor Ierland) en ijverde vóór de toelating der Joden in het Parlement (in 1859 aangenomen), tegen de doodstraf en tegen het monopolie, dat de Oostindische Compagnie nog steeds ad en dat één der oorzaken van de Indische opstand in 1857 was.

In 1853 was hij een der meest succesvolle sprekers op een vredesbijeenkomst te Edinburgh en aan deze afkeer van de oorlog bleef hij het volgend jaar trouw door Palmerston fel te bestrijden in de kwestie der inmenging van Engeland in de Russisch-Turkse oorlog (z Krimoorlog). Tien jaar later pleitte hij voor kiesrechtuitbreiding en toen deze was aangenomen (1867) en de liberalen in 1868 daardoor de overwinning behaalden, werd hij door Gladstone opgenomen in diens ministerie (minister van Handel). Hij nam echter wegens zijn zwakke gezondheid reeds 19 Sept. 1870 ontslag en keerde eerst in 1872 in het Lagerhuis terug. Van 30 Sept. 1873 tot 17 Febr. 1874 — het aftreden van het gehele kabinet-Gladstone — was hij daarop weer minister.

Niet zo groot is dan zijn invloed meer, totdat twee kwesties hem weer zijn oude strijdkracht teruggeven: de Armeense gruwelen (en de daarmee verbonden Russisch-Turkse oorlog, 1877) en de Ierse kwestie. Voordat deze laatste aan de orde kwam, was hij uit het tweede ministerie-Gladstone, waarvan hij sinds Apr. 1880 deel uitmaakte, getreden, omdat hij zich als pacifist niet verenigen kon met het bombardement van Alexandrië (1882). In 1886 is hij het dan niet eens met Gladstone als deze home-rule aan Ierland wil geven en hij voegt zich bij de dissidente liberalen onder Chamberlain, die de eenheid van het rijk willen behouden: de Ierse gewelddadigheden vooral hadden hem ontstemd, hoezeer hij vroeger voor hun rechten was opgekomen.Lit.: Barry O’Brien, J. B. (1910); G. M. Trevelyan, Life of J.

B. (2de dr. 1925).

< >