(Monaghan, Ierland, 16 Oct. 1861 -Rome 1 Juni 1927), oorspronkelijk klassiek filoloog, werd later een der grootsten universeelste moderne Engelse historici. Na eerst (sedert 1893) professor te Dublin in de geschiedenis en in het Grieks te zijn geweest, werd hij in 1902 te Cambridge de opvolger van Lord Acton als Regius professor of modern history.
Het aantal zijner publicaties is onafzienbaar. Hij ontwierp het plan voor en werd met Cook en Adcock hoofdredacteur van het grote, de gehele Oudheid — inclusief de Oosterse volken en Egypte — tot 324 n. Chr. omvattende werk, The Cambridge ancient history, waarvan hij de voltooiing niet meer heeft beleefd (12 dln en 5 dln platen, 1923-1939); ook de Cambridge mediaeval history (8 dln, 1911-1936) heeft hij ontworpen. Zijn belezenheid was enorm, mede ten gevolge van zijn kennis van bijna alle moderne talen van Europa.Bibl.: History of Greece to the death of Alexander the Great (1900); History of the later Roman Empire from Arcadius to Irene, 395-800 (2 vol., London 1889; 2de dr. onder de titel: History of the later Roman Empire from the death of Theodosius I to the death of Justinian, 395-565, 2 vol., London 1923); History of the Eastern Roman Empire from the fall of Irene to the accession of Basil I, 802-867 (London 1912); The invasion of Europe by the barbarians, a series of lectures (1928); Selected Essays (1930).
Lit.: N. H. Baynes, A bibliography of the works of J. B.
B. (Cambridge 1929); William Miller, in Engl. Histor. Review, dl 43, pag. 66 v.
