eigenlijk Jan Gerritsz Versteghe, geb. te Stroe, was in 1544 pastoor te Garderen. Daarna veranderde hij zijn naam als boven, d.i. de wederopgestane van de Veluwe.
Door de inquisiteurs Sonnius en Gruwel in 1550 te Arnhem onderzocht, herriep hij, werd gekerkerd te Hattum, maar kreeg reeds in 1553 verlof te Leuven te gaan studeren. Na een verblijf van slechts 3 dagen vluchtte hij van daar en begaf zich naar Straatsburg, alwaar in Apr. 1554 van zijn hand verscheen Der leken Wechwijser, een van de hoofdbronnen om de denkbeelden onzer nationaal-hervormden in de tweede generatie te leren; men vindt hierin een overtuigd biblicisme met neiging tot moraalprediking en de Erasmiaanse overtuiging van het geloof, dat door de liefde werkt. De taal is „Oosters”, d.i. Gelders. In de avondmaalsleer was Anastasius Zwingliaan. Hij bewonderde Luther als persoonlijkheid; voorts is de invloed van Bullinger bij hem duidelijk.
Hij schreef ook Vom Nachtmal Christi (1557) en Bekantenisz von dem waren Leib Christi (1561). Hij verwierp de praedestinatieleer, waagde zelfs te pleiten voor de vervolgde Wederdopers. Toen hij gebroken had met de R.K. kerk, werd hij predikant en superintendant te Bacharach, waar hij waarschijnlijk ook is gestorven. Sedert 1912 heeft hij een gedenkteken te Garderen, dank zij de zorgen van F. Pijper, die ook zijn werken uitgaf.PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK
Bibl.: Reformatoria Neerlandica, IV (’s-Gravenhage 1906); J. Lindeboom, De confessioneele ontwikkeling der reformatie in de Nederlanden (’s-Gravenhage 1946).