Tsjechisch: Komensky, een universeel geleerde, vnl. paedagoog en godgeleerde (Hongaars Brod 28 Mrt 1592 - Amsterdam 15 Nov. 1670, begr. 22 Nov. te Naarden), verloor vroegtijdig zijn ouders, die tot de Boheems-Moravische Broedergemeente behoorden. Van 1611-1614 studeerde hij theologie aan de hogescholen van Herborn (Nassau) en Heidelberg.
In 1614 leider der broederschool te Prerov en 1616 aldaar tot geestelijke geordend, werd hij 1618 rector en predikant te Fulnek. In de vervolgingstijd na de slag op de Witte Berg schreef hij troostschriften, waaronder zijn Labyrinth der Wereld en het Paradijs des harten (1623) uitmunt. In 1628 vluchtte hij naar Lissa in Polen, waar hij leraar werd aan de Latijnse school en zijn Janua linguarum reserata (een op nieuwe leest geschoeid Latijns leerboek, dat 500 uitgaven in 12 Europese en enige Aziatische talen beleefde) schreef, zijn eerste grote didactische werk Didactica magna universale omnes omnia docendi artijicium exhibens voltooide (1632) voorlopig in het Tsjechisch, 1638 in het Latijn, en de Physicae Synopsis, een leerboek der natuurkunde vervaardigde. Kennismaking met daarna door hem geschreven pansophische literatuur bezorgde hem de mogelijkheid in Engeland te komen op uitnodiging van het parlement, doch de kritieke politieke toestand noopte hem in 1642 de uitnodiging van de in Zweden veelal verblijvende Nederlandse staalmagnaat Lodewijk de Geer aan te nemen om daarheen te komen.
In een samenkomst met Oxenstierna droeg deze hem op zijn nieuwe paedagogische inzichten ten nutte te maken aan de hervorming der Zweedse scholen. Aan de wens van Oxenstierna om eerst een serie leerboeken te schrijven en zich pas daarna aan de pansophie te wijden, moest hij met tegenzin toegeven. Zijn verblijf in Elbing (1642-1648) en de salariëring van zijn onvoldoende aantal medewerkers werden door Lodewijk de Geer gefinancierd. Voornaamste werk uit deze periode is de Linguarum methodus novissima, waarin hij aan zijn paedagogische gedachten een nieuwe, analytische grondslag gaf.
Hier rijpte ook zijn plan alle kennis en weten, ook de pansophie te ordenen in een nog groter werk: De rerum humanarum emendatione Consultatio Catholica (algemene beraadslaging over de verbetering der menselijke dingen) met het uitgesproken ethische doel om te bereiken de verbroedering der mensheid, verzoening tussen de religies in oecumenische zin, wereldvrede en internationale overeenstemming in methoden van onderwijs en inhoud van leerboeken, kortom een clearing-house der wetenschap met ethisch-religieuze doelstelling. Na in 1648 naar Lissa teruggekeerd te zijn en tot bisschop van de Broedergemeente te zijn verkozen, begaf hij zich in 1650 naar Zevenburgen om op uitnodiging van vorstin Suzanna Rakóczi in de stad Sáros-Patak een pansophische school te stichten. Daar politieke drijfveren, om de dynastie Rákóczi tot de strijd met Habsburg te bewegen, faalden en de school niet tot vereiste ontwikkeling kwam, keerde Comenius 1654 naar Lissa terug. Bij de verwoesting van Lissa door de Polen in 1656 verbrandde bijna zijn gehele pansophische manuscriptenschat alsmede zijn Thesaurus linguae Bohemicae, waaraan hij 40 jaren had gewerkt.
Ingevolge een uitnodiging van Laurens de Geer koos Comenius Amsterdam als laatste toevluchtsoord (1656-1670). In 1657 gaf hij zijn Opera didactica omnia in het licht, opgedragen aan de Amsterdamse vroedschap, in 1658 verscheen te Neurenberg de eerste druk van zijn Orbis Sensualium pictus, in het Duits, waartoe hij de leerstof der Janua in beeld, voorzien van korte bijschriften, bewerkte. Dit eerste geïllustreerde schoolboek, in vele Europese talen overgezet, hield tot in Goethe’s dagen stand. De A’damse periode was niet onbewogen: drie strijdschriften verschenen tegen de Sociniaan Daniël Zwicker, polemieken met Maresius en Nicolaus Arnoldus ter verdediging van het chiliasme.
Veel critiek ondervonden zijn uitgaven van de profetieën van Christophorus Kotter, Christina Poniatovska en Nicolaus Drabik, die hij in ettelijke geschriften tussen de jaren 1650 en 1665 verzamelde en uitgaf. De belangrijkste zijn: Lux in Tenebris, 1657 en Lux e Tenebris,1665 (buitengewoon zeldzaam). In 1667 trachtte hij door persoonlijke aanbieding van zijn geschrift Angelus pacis de gezanten van Engeland en van de Republiek te Breda te overreden vrede te sluiten. In 1660 schreef hij het credo van zijn leven, zijn Unum Necessarium, een christelijke eubiotiek.Comenius is een wereldfiguur, wiens betekenis door invloed van Masaryk en Benes in de Tsjechoslowaakse republiek werd geaccentueerd. Onder invloed van de geschriften van Bodinus, Ratke e.a. ontwikkelde hij zich tot de stichter van de nieuwere paedagogiek. Zijn theologie ontwikkelde zich in Amsterdam in neo-reformatorische richting (vriend van de Bourignon); door zijn pansophie gaf hij de stoot tot oprichting van het collegium invisibile te Londen, voorloper van de Royal Society. Als pacifist van grote betekenis is hij voor de Tsjechen ook belangrijk als hun diplomatieke en wetenschappelijke vertegenwoordiger na 1650, als historicus, schrijver en dichter van godsdienstige liederen en vervaardiger van kerkelijke melodieën.
In sociaal opzicht zijn zijn Listové do nebe (brieven aan de hemel), 1619, merkwaardig als proeve van oplossing der sociale kwestie.
Comenius bracht zijn laatste levensjaren door in het huis De Diamantroos op de Prinsengracht, waar hij de broederschapsdrukkerij gevestigd had, waar hij tal van stichtelijke werken liet drukken. De Waalse predikant ds J. Grouwels, verwant van L. de Geer, betaalde zijn graf. Van het midden van de 19de eeuw werd Naarden de bedevaartplaats van tal van Tsjechen.
Thans bevinden zich daar twee Comenius-monumenten en een Comenius-museum. In 1929 deed prof. J. Matiegka een poging het gebeente na opgraving te identificeren.
In de jaren 1937 en 1938 werd het koor der oude Waalse kerk als mausoleum ingericht en ingewijd.
De Comenius-Gesellschaft werd in 1892 te Leipzig opgericht bij de herdenking van de 300-jarige geboortedag van Comenius. Zij leverde tot 1909 waardevolle bijdragen aangaande Comenius, vnl. van de red. Jos Muller in de „Monatsblatter”, welker inhoud zich daarna wijzigde tot „Geisteskultur”; het verschijnen is gestaakt in 1934.
DR R. A. B. OOSTERHUIS
Bibl.: een critische uitgaaf van al zijn geschriften verschijnt sinds 1910 in het Tsjechisch; zijn briefwisseling: J. A. K. Korrespondence, door A.
Patera (1892) en Korrespondence J. A. K. door J. Kvaéala (1898, 1902) is niet volledig.
Een nieuwe critische uitgaaf van de Didactica magna verscheen in 1894 (door Hultgren), van de Schola ludus in 1888 (door W. Bötticher); van de Orbis Sensual piet. in 1910 (door Kühnel). Talrijk zijn de vertalingen van zijn werken in het Duits; in de laatste tijd ook in het Russisch. In het Nederlands verscheen: Groote onderwijsleer, door H. de Raaf (1892); Idem verkorten bewerkt door Joh.
Huyts (1911); verschillende vertalingen van R. A. B. Oosterhuis: Het labyrint der wereld en het paradijs des harten (1926); Het Testament der stervende moeder (1928); Unum necessarium — het eenig noodige (1929) en De Engel des Vredes (1930).
Lit.: J. Kvaèala, J. A. Comenius (Berlin 1914), J V.
Novak en J. Hendrich, J. A. Komensky, Jeho zivot a spisy (Praha 1932); Anna Heyberger, Jean AmosC., Sa vie et son oeuvre d’éducateur (Paris 1928); J.
Needham and R. Fitzgebbon Young, The teacher of nations (Cambridge University press, 1942); M. Spinka, John Amos Comenius (Chicago U.P. 1942). Over zijn theologie: H.
F. von Criegern, J.A.C. als Theolog (Leipzig 1881); R.A.B. Oosterhuis, Comenius’ Stellung zu den Neo-reformatoren, in N. Arch. v. K. 1929; Over de pansophie; Idem, De pansophie van J.
A. C., in het Verslag van het eerste Nederl. paedag. congres; H. Schönebaum, J. A.
C. Ausgewahlte Schriften zur Reform in Wissenschaft, Religion und Politik (Leipzig 1924) Over zijn pacifisme: J. Hendrich en R. A.
B. Oosterhuis, J. A. C. en de wereldvrede, naschrift in,,de Engel des Vredes”.
Over zijn graf: 3 werken van R. A. B. Oosterhuis, J.
A. Comenius en Naarden (Hilversum 1927); J. A. K., Posledni utulek a hrob (Praha 1928); R.
A. B. Oosterhuis, Comenius en zijn laatste rustplaats, tevens biografie (Hilversum 1938).