Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

De veluwe

betekenis & definitie

(voor het aardrijkskundige z Gelderland) is zich al vroeg tot toeristisch centrum gaan ontwikkelen. De schrale bodem leende zich bezwaarlijk voor de beoefening van landbouw.

Daarentegen oefenden de rijke bebossing, de grote heidevelden en stuifzanden (te zamen ca 50 pet van de oppervlakte) en niet in de laatste plaats het geaccidenteerde karakter van het terrein op toeristen een grote aantrekkingskracht uit. Als voornaamste toeristengebieden tekenden zich al spoedig af de Zuidelijke Veluwe (t.w. het gebied van Wageningen tot Dieren), de Midden-Veluwe, met Apeldoorn en Epe als centrum, en de NoordVeluwe, alwaar Nunspeet als voornaamste seizoenplaats kan worden genoemd.Tot Wereldoorlog I kenmerkte zich de belangstelling voor de Veluwe als toeristengebied door het bezoek van de gezeten burger. Naarmate het zgn. sociaal toerisme zijn vlucht begon te nemen, vestigde er zich een groot aantal bungalow- en kampeerbedrijven, hetgeen, met een grote toeneming van het dagbezoek per autobus en bootdienst, tot gevolg heeft gehad, dat de toeristische functie van de Veluwe allengs uitgroeide tot die van een recreatieoord van nationale betekenis. De maatregelen tot bescherming van grote natuurterreinen (o.a. Nationale Park De Hooge Veluwe en Nationale Park Zuidelijke Veluwezoom') accentueren deze functie van de Veluwe.

Bij een door de Rijksdienst voor het Nationale Plan ingesteld onderzoek naar de trek van de Nederlandse vacantieganger in 1947 komen de toeristische positie van de Veluwe en die van de direct daaraan grenzende vacantiegebieden in Oost-Utrecht en Het Gooi duidelijk naar voren.

< >