Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Johan Ludvig HEIBERG

betekenis & definitie

(1) Deens schrijver (Kopenhagen 14 Dec. 1791 - Ringsted 25 Aug. 1860), werd lector in het Deens in Kiel en van 1830-1836 aan de militaire school te Kopenhagen, kreeg een positie aan de koninklijke schouwburg aldaar, waar hij ten slotte directeur werd. Zijn huis werd een middelpunt van geestelijk leven in Kopenhagen, niet het minst door zijn vrouw, de beroemde toneelspeelster Louise Paetges, en zijn moeder, Thomasine Gyllembourg.

Hij gaf tussen 1829 en 1844 zeer invloedrijke critische tijdschriften uit, Kobenhavns flyvende Post, Interimsblade en Intelligensblade. Om het Deense blijspel te vernieuwen verbond hij opera en toneelstuk naar Frans voorbeeld tot een nieuw genre, de vaudeville. Deze vormen een voortzetting van Holberg’s comedies. Zelfs in zijn romantisch toneelspel Elverhöj (1828), het meest gespeelde toneelstuk, houdt hij toch in zekere mate vast aan de werkelijkheid. De vorm is voor Heiberg belangrijker dan de inhoud. Dit principe bracht hem in een hevige literaire strijd met Oehlenschlager naar aanleiding van diens Væringerne i Miklegaard (1827). Heiberg’s lyriek is vnl. van bespiegelende aard.

In zijn satirische werken valt hij zijn tijdgenoten aan; in En Sjæl efter Daden (1840) is de hel volkomen gelijk aan de burgermaatschappij uit Heiberg’s tijd, zonder eigen ideeën. Heiberg was ongevoelig voor de opkomende liberale ideeën en verloor daardoor het contact met de jongeren onder het publiek.Bibl.: Vaudevilles (geschreven tussen 1825 en 1836); Aprilsnarrene; De Uadskillelige; Recensenten og Dyret. Julespög og Nytaarslöjer (naar zijn eigen zeggen een pendant van Oehlenschlager’s St. Hansaftenspil); Syvsoverdag. Voorts Nye Digte (1841, waarin de romance-cyclus De Nygifte); Om Vaudevillens Betydning (critisch werk); Prosaiske Skrifter (I-XI, 1861-1862); Poetiske Skrifter (I-XI, 1862).

Lit.: M. Borup, J. L. H., 1791-1860, 3 dln (1949).

(2), Deens classicus (Aalborg 27 Nov. 1854 -Kopenhagen 4 Jan. 1928), van 1896-1924 hoogleraar voor klassieke letteren te Kopenhagen, hield zich vooral bezig met de Griekse mathematici en medici.

Bibl.: voorn, werken: uitgave van Euclides (met H. Menge, 8 dln, 1883—1916); Apollonius van Perga (2 dln, 1891-93); Ptolemaeus (2 dln in 3 stukken 1898-1907); Archimedes (2 dln, 1910-15; het ms. van De Methodo ontdekte hij in 1907 in een palimpsest van Constantinopel); Heron (2 dln, 1912-14); Paulus Aegineta (2 dln, 1921-24); Naturwissenschaft und Mathematik in klass. Altertum (1912; Ital. vert. 1924); Fra Hellas og Italien (København 1929, m. bibl. v. E. Sprang—Hanssen, die ook afzonderlijk is uitgegeven).

Lit.: H. Raeder, in: Isis XI (1928).

< >