of Joannes Secundus, eigenlijk Joannes Nicolai (of Everardi), de beste Neolatijnse dichter (’s-Gravenhage 14 Nov. 1511 Doornik 24 Sept. 1536), studeerde te Mechelen, waar zijn vader, Nicolaus Everadi, zich in 1528, benoemd tot voorzitter van de Grote Raad, had gevestigd. Hij werd Secundus genaamd om hem te onderscheiden van een oudere broer Joannes.
Reeds vroeg beoefende hij de Latijnse dichtkunst en hij legde zich tevens toe op graveer- (medailles), schilder- en beeldhouwkunst. In 1532 studeerde hij rechten bij Andr. Alciatus te Bourges. Na een kort verblijf in de Nederlanden trok hij Mei 1534 naar Spanje en werd er secretaris van kardinaal Tavera, aartsbisschop van Toledo. Toen keizer Karel V naar Tunis ten oorlog trok, werd hij op zijn verlangen door Janus vergezeld (Mei 1535), maar zwakke gezondheid dwong de dichter naar Spanje en kort daarop naar de Nederlanden terug te keren. Hij werd secretaris van George van Egmond, bisschop van Utrecht en abt van St Amand, die zich te Doornik bevond; vier dagen na zijn aankomst in die stad overleed Janus Secundus.
Hij schreei elegieën, puntdichten, oden, dichterlijke brieven, lijkzangen, gelegenheidsverzen; maar vooral zijn „Kusjes” (Basia) maakten hem beroemd als een der grootmeesters van het liefdedicht. Hoewel zich sterk inspirerend op antieke lyrici (Catullus, Tibullus, Propertius e.a.) en op Italiaanse dichters (als Sannazzaro, Marullus, Pontano), blijft hij steeds persoonlijk en oprecht. Zijn werken, posthuum uitgegeven, werden herhaaldelijk herdrukt en veel vertaald (in het Nederlands o.m. door Jan van Hout en Douza, herdr. Maastricht 1930). Hij heeft een grote en vruchtbare invloed gehad op de latere lyriek, vooral op de dichters der Pléiade.Bibl.: Basioium lib. I (1539); Elegiarum libri III; Funerum libI; Epigrammatum lib. I; Epistolarum lib. II; Odarum lib. I» Sylvarum lib. I (alle in de „Opera van 1541); Dineraria (1618' Goede uitg. door P.
Bosscha (1821). Moderne ui tg. der Basia d- G. Ellinger (Basia, mit einer Auswahl aus den Vorbildem u. Nachahmern, Berlin 1899), N. J. Beversen (Trajecti ad Mosam 1928) en F.
A. Wright (The Love Poems, a Rev. Lat. Text and an Engl. Verse Transl. with an Introd. on the Latin Poetry of the Renaissance (London 1930). Ned. vert. d.
J. H. Scheltema (Leiden 1902).
Lit.: Biogr. Nat. d. Belg. VI 760-764 (Galesloot); Nieuw Ned. Biogr. Wdb.
X 431-433 (Ter Horst); J. Sterck, Joannes Scorel en J. S., in: Het Boek (1921), 213; G. Prévot, Les Itinera de J. S., Notice, trad. et notes (Rev. du Nord 9 (1923), 161-192, 255-274); A. Roersch, Les Itinera de J.
S. (Rev. Belg. d. Philol. et d’hist. 3 (1924), 279); Idem, Les carnets de route de J. S. (in: L’humanisme Beige, II (1933), 55-66); D. Crane, J. S., His Life, Work and Influence on Engl.
Lit. (1931); P. van de Woestijne, J. S. en Vergilius, in: Gedenkb. Aug. Vermeylen (1932), 463; P- de Nolhac, J. S. et Comeille de Lyon, in: Mélanges P. Laumonier (1935); K.
Jacoby, Die Küsse des J. C., in: Philobiblon VIII (1935); H. E. van Gelder, Twee 16de-eeuwsche Haagsche kunstenaars, in: Jaarb. DieHaghe (1938); G. Joos, DeNederl. vertalingen van J. S., en: De Fransche en Duitsche vert. v.
J. S. (Wetenschap in Vlaand. 1937) 5 Idem, De Uitgaven der Lat. werken van J. S. (Rev. Belg. d. Philol. et d’hist. 18 (1939), 5-18); Idem, Eenige Gr.-Lat. en Ital.-Ren. invloeden op de „Basia” van J. S. (Ibid. 20, 1941» 5-14) J A.
Blanchard, Itinéraire de J. S. (1940).