is de naam gegeven aan verschillende pogingen en strevingen van 1621 af gedurende een eeuw ondernomen om dogma en moraal in de schoot der R.K. kerk te hervormen. Het Jansenisme is meer een beweging geweest dan een systeem.
Te onderscheiden is een Belgisch (Nederlands) en een Frans Jansenisme. Het kenmerkende van de beweging was het bestrijden van het Calvinisme en de tendens om tot de bronnen van het Christendom (de H. Schrift en de Kerkvaders, onder wie Augustinus) terug te keren. Aangezien het Jansenisme enkele aanrakingspunten met het Calvinisme had, kwamen de Jansenisten in heftig conflict met de Jezuïeten, die de Kerk op andere wijze trachtten te hervormen. Meer op bedekte wijze bevochten de Jansenisten ook het Pausdom, dat doorgaans aan de zijde der Jezuïeten stond.Als hoofden der beweging gelden Jansenius en Jean Duvergier de Hauranne, abbé de Saint-Cyran (1581 -1638). Jansenius is meer speculatief georiënteerd (z jansenius, Cornelius (2)); Duvergier treedt daarentegen vnl. op als practisch hervormer met betrekking tot moraal en organisatie der Kerk. Terwijl na de dood van Jansenius het Belgisch-Nederlands Jansenisme geen leidende figuren meer telt, wordt in Frankrijk de vrouwenabdij van Port-Royal het middelpunt van vermaarde jansenistische theologen, onder wie Antoine Arnauld de meest bekende is. Pascal sloot zich bij de beweging aan en schreef ter verdediging van de Jansenisten zijn beroemde Lettres Provinciales (1656-1657). Na Arnauld’s dood (1694) werd Pasquier Quesnel de leidende figuur (gest. 1719).
Om hun plannen door te zetten en de Jezuïeten, die zich als hun grootste tegenstanders opwierpen, te overwinnen, trachtten Jansenius en Duvergier de universiteiten, de bisschoppen en de Oratorianen (een religieuze orde die de Jezuïeten beconcurreerden met betrekking tot de opvoeding der jeugd) voor hun strijd te winnen. Rome kwam tussenbeide en slaagde er in geleidelijk de Jansenisten af te zonderen en hun macht te breken. In 1642 veroordeelde Urbanus VIII Jansenius’ boek Augustinus; in 1653 veroordeelde Innocentius X vijf stellingen, uit het boek geëxcerpeerd; in 1656 bepaalde Alexander VII dat de vijf stellingen veroordeeld waren naar de betekenis, door Jansenius zelf er aan gehecht; 1657 kwamen de Lettres Provinciales op de index; in 1665 werd een formulering ter ondertekening aan alle Jansenisten opgedrongen. Onder Clemens IX (1668) kwam het, voor een periode van 34 jaar, tot een wapenstilstand. In 1705 flakkerde de strijd weer op. De bullen Vineam Domini (1705), Unigenitus (Clemens XI, 1713) en Pastoralis officii (1718) vaardigden nieuwe veroordelingen uit. De Franse kardinaal de Noailles onderwierp zich in 1728 en hiermede was de beweging definitief gebroken.
In de Nederlanden groeide de macht van het Jansenisme van 1640 tot 1653, maar in dit laatste jaar onderwierpen zich de bisschoppen Boonen en Triest. Was het speculatief Jansenisme grotendeels overwonnen, een nieuw soort Jansenisme ontstond in de vorm van een strijd tegen het laxisme of lakse moraal. De bisschoppen Alfons de Berghes (16701689), Gilbert de Choiseul en Caillabot steunden de bestrijders der Jezuïeten. Humbert de Praecipiano (1690-1711) leidde evenwel een andere richting in.
Een laatste maal stak het Jansenisme het hoofd op te Leuven tijdens de bewogen jaren na de dood van Praecipiano. De leidende figuur was de Leuvense canonist Zeger van Espen ( 1709-1712). Van speculatief-theologisch, later moraal-theologisch, was het nu overwegend canonistisch geworden. In tegenstelling tot het Franse kwam het in het Nederlands Jansenisme tot een schisma. Petrus Codde, aartsbisschop van Utrecht, beticht van Jansenisme, werd in een strijd met Rome gewikkeld. De aan Codde trouw gebleven geestelijkheid ging in 1723 over tot de keuze, resp. wijding van een opvolger van Codde, die in 1710 was gestorven. Cornelis Steenoven aanvaardde in 1724 het bisschoppelijk bestuur over de Kerk der Clerezie, later de Oudkatholieke Kerk geheten.
Lit.: Ontelbaar zijn de publicaties aan het Jansenisme gewijd. Allereerst het grote literaire werk van Sainte Beuve: Histoire de Port Royal (7 dln, 1840-1848). Voorts: Séché, Les derniers Jansénistes 1710-1870 (3 dln, 1891) ; Gazier, Hist. gén. du mouvement janséniste depuis ses origines jusqu’à nos jours (2 dla, 1922) ; A. De Meyer, Les premières controverses jansénistes en France, 1640-1649 (Louvain 1917); Ruth Clark, Strangers and Sejourners at Port Royal, being an account of the connection between the British Isles and the Jansenists of France and Holland (Cambridge U.P. 1932); B. A. van Kleef, Gesch. v. d. Oud-Katholieke Kerk van Nederland (1937, 1950 I.
L. J. Rogier, Gesch. van het Katholicisme in Noord-Nederland in de 16de-17de eeuw (Amsterdam 1946); J. Orcibal, Jean Duvergier de Hauranne (1581-1638) (Paris - Louvain 1948) ; L. Willaert, Les Origines du Jansénisme dans les Pays-Bas catholiques (Bruxelles 1948) ; Idem, Bibliotheca Janseniana Belgica, dl I, 1476-1679 (Namen 1949) ; L. Cogne t, La réforme de Port-Royal 1591-1618 (Paris 1949); B. van Bilsen, Het Schisma van Utrecht (Utrecht 1949); Relation écrite par la Mère Angélique Arnauld sur Port-Royal (Paris 1949); J.
Fr. Thomas, La Querelle de l’Unigenitus (Paris 1950).