Nederlands geschiedschrijver (Amsterdam 28 Oct. 1709 - 1 Mrt 1773), werkte eerst op een koopmanskantoor, dreef van 1740-’57 een houthandel en was van 1756-’60 redacteur der stedelijke courant.
Zijn vrije tijd besteedde hij aan de studie der geschiedenis, maar ook mengde hij zich in de politieke strijd. Gematigd staatsgezind van beginsel ijverde hij in het door hem opgerichte weekblad De Patriot voor herstel van het stadhouderschap (1747). Tijdens de 7-jarige oorlog (1756-’63) drong hij, waarschijnlijk op last van burgemeesteren, in pamfletten aan op handhaving der neutraliteit. Op godsdienstig gebied toonde hij zich afkerig van dogmatiek. In 1730 van Gereformeerd Doopsgezind geworden, sloot hij zich vervolgens aan bij de Rijnsburgers.
Als regent van het Weeshuis .,De Oranjeappel” en als godsdienstleraar in dit gesticht maakte hij zich verdienstelijk.
Bekendheid als historieschrijver verkreeg hij door zijn medewerking aan de Tegenwoordige Staat van alle volken (1736 vlg.). Anoniem verscheen Vaderlandsche Historie (1749-59); een machtige prestatie, die algemene waardering vond. Bilderdijk, als Oranjeman en kenner van het middeleeuwse staats- en canonieke recht, heeft later met felheid op de gebreken gewezen, wat niet heeft kunnen verhinderen, dat het werk tot dicht bij onze tijd (behalve de eerste 5 dln) onmisbaar bleef. De tweede druk kwam uit onder de naam van de auteur (1770). In 1758 nam de stedelijke regering het besluit, een geschiedenis van Amsterdam te laten samenstellen. Met de uitvoering belastte zij Wagenaar, die, onder de titel historieschrijver, toegang verkreeg tot de archieven en benoemd werd tot eerste klerk ter secretarie. Amsterdam in zijne opkomst, aanwas enz., in drie octavodelen monumentaal uitgegeven (1760-’67), vertoont de sporen van ’s schrijvers politieke gezindheid en zijn afhankelijke positie.
J. Z. KANNEGIETER
Bibl.: Vaderlandsche Historie (21 dln, Amsterdam i749-59); Vrijmoedige aanmerkingen over de zedige beproeving van de voorgestelde karakters van Johan de Witt, enz. (Amsterdam 1757); Amsterdam in zijne opkomst, aanwas, geschiedenissen, enz. (3 dln, Amsterdam 1760-’67), hetzelfde werk in 13 dln (Amsterdam 1760-’68); Korte en beknopte beschrijving van ’s-Gravenhage (Amsterdam 1767); ’t Verheugd Amsterdam (Amsterdam 1768); Vaderlandsche Historie, 2de dr. (21 dln, Amsterdam 1770); Zeven lessen over het verhandelen der H. Schrift (Amsterdam 1771); De geschiedenissen der Christelijke Kerke in de eerste eeuwe (Amsterdam 1773); Historische en politieke tractaten, gebundeld in 2 dln (Amsterdam 1776); Het leven en de leer van Jezus Christus (Amsterdam 1777).
Lit.: P. Huizinga Bakker, Het leeven van J. W. (Amsterdam 1776); M. Siegenbeek, Verhandeling over J. W. als schrijver der Vaderl. Historie (Amsterdam 1827); P- Scheltema, Aemstel’s Oudheid, I (Amsterdam 1855), blz. 189; N. de Roever, Ter Gouw’s Amsterdam, in: De Gids (1882), blz. 177; J. ter Gouw, Gesch. v.
Amsterdam, I (Amsterdam 1879), blz. V, vlg. en VII (Amsterdam 1891), blz. 476 vlg.; G. W. Kernkamp, Van W. tot Fruin (Haarlem 1903); N. Ned. Biogr.
Woordenb., V (1921); Jaarb. AmstelodamumXXXVI (1939), blz. 253; R. J. Castendijk, J. W. en zijn „Vaderlandsche Historie”, diss. Leiden (1927).