Nederlands schilder en etser (Amsterdam 1640 - begr. 19 Sept. 1719), leerling van zijn vader Jan Weenix en vermoedelijk van zijn oom Gijsbert d’Hondecoeter te Amsterdam, werkte van 1664~’68 te Utrecht, daarna weer te Amsterdam. Van 1702-’14 was hij hofschilder van Jan Willem van de Palts te Düsseldorf, voor wie hij wanden in het buitenpaleis Bensberg beschilderde (thans in de musea te München, Augsburg en Schleissheim).
Hij perfectionneerde het Hollandse jachtstilleven. Zijn werk munt uit door fijne weergave van de stof en decoratieve kwaliteiten. Ook zijn van hem landschappen, dierstukken en portretten bekend, waarin hij soms samenwerkte met A. Waterloo en B. van der Helst. Werk van zijn hand vindt men o.a. in de musea te Amsterdam, ’s-Gravenhage en Utrecht.