naam van vijf bisschoppen van UTRECHT.
Jan (I)
van Nassau, 39ste (verkozen) bisschop van Utrecht (1267-1290), neef van graaf Otto (II) van Gelre, werd, een nog niet tot priester gewijde kanunnik ten Dom, door de kapittels na de dood van Hendrik I tot bisschop verkozen, maar kon uit hoofde van zijn vijandschap met de aartsbisschop van Keulen geen pauselijke confirmatie verkrijgen. In de eerste jaren van zijn bewind sterk onder de invloed van de kapittelgeestelijkheid en adel staande, raakte hij later steeds meer afhankelijk van graaf Floris V van Holland (z aldaar). Voor diens hulp moest Jan van Nassau zwaar betalen; sloten en inkomsten van het Sticht werden verpand of afgestaan, zelfs kruistochttienden werden er voor geroofd, waardoor hij zich de pauselijke excommunicatie op de hals haalde. De in 1279 en 1281 gesloten verdragen betekenden de feitelijke onderwerping van het Sticht aan Floris V. Met behulp van de IJselsteden trachtte Jan van Nassau zich tevergeefs van de Hollandse voogdij te bevrijden (1283-84). Aan het eind van zijn bewind begon men met de bouw van het koor van de nieuwe Gothische dom.
Ten slotte werd hij in Dec. 1290 door paus Nicolaas IV gedwongen te abdiceren. Hij vestigde zich te Deventer, waar hij op 13 Juli 1309 overleed en in de St Lebuinuskerk werd begraven.
Lit.: S. Muller Fzn, Schetsen uit de Middeleeuwen, nieuw bundel, blz. 66-104; J. W. Berkelbach van der Sprenkel, Gesch. van het bisdom Utrecht van' 1281-1305 (Utrecht 1923), blz. 38-54
Jan (II)
van Sierck, 40ste bisschop van Utrecht (1291-’96), was aanvankelijk aartsdiaken in Karden (Trier) en pauselijk kapelaan en werd door paus Nicolaas IV tot opvolger van Jan van Nassau benoemd zonder een voorafgegane verkiezing. In Jan. 1292 hervormde hij de kerkelijke rechtspraak door nieuwe synodale statuten, die in Dec. 1294 verzacht werden. Door bemiddeling van graaf Floris V van Holland kwam op 24 Oct. 1294 een verdrag tussen de bisschop en de stad Utrecht tot stand. Onder zijn bewind deed het openbaar notariaat zijn intrede binnen Utrecht. Vermoedelijk wegens zijn anti-Vlaamse gezindheid werd hij in 1296 door paus Bonifacius VIII overgeplaatst naar Toul.
Lit.: J. W. Berkelbach van der Sprenkel, Gesch. van het bisdom Utrecht van 1281-1305 (Utrecht 1923), blz. 55-69.
Jan (IIl)
van Diest, 45ste bisschop van Utrecht (1323 - 1 Juni 1340). Reeds voor het einde van het kortstondige bewind van de elect Jacob van Outshoorn (28 Juli 1322 - 21 Oct. 1322) had paus Johannes XXII de benoeming van een Utrechtse bisschop voor zich gereserveerd. Hij verklaarde de keuze en bevestiging (door de aartsbisschop van Keulen) van Jan van Bronkhorst voor ongeldig en benoemde op voorstel van Holland, Brabant en Gelre tot bisschop van Utrecht Jan van Diest, proost van Kamerijk. Door een Hollands leger werd deze naar Utrecht gebracht, waar hü de privileges der stad bezwoer (16 Apr. 1323). Om te voldoen aan zijn geldelijke verplichtingen nam de nieuwe bisschop geld bij de Lombarden te Den Bosch tegen woekerrente op; ook verpandingen op grote schaal aan vrienden van Holland en eigen familieleden waren hiervoor nodig. Desondanks wist hij in 1331 de heerlijkheid Diepenheim voor het Sticht aan te kopen.
In 1334 namen graaf Willem III van Holland en graaf Reinoud II van Gelre de schulden van de bisschop over, waarvoor zij resp. het Nedersticht en het Oversticht in onderpand ontvingen. Bisschop Jan werd in de Domkerk begraven.
Lit.: S. Muller Fzn., Het middelpunt van de gesch. der Nederlandsche gewesten,in: Schetsen uit de Middeleeuwen, I, blz. i vlg.; Idem, Een bisschoppelijke hofhouding, in: Schetsen uit de Middeleeuwen, II,blz. 105 v.; R. R. Post, Gesch. der Utrechtsche bisschopsverkiezingen tot 1535 (Utrecht 1933), blz. 95.
Jan (IV)
van Arkel, 47ste bisschop van Utrecht (1342-1364), was de zoon van Jan III van Arkel en Kunegunde van Virneburch en werd na de dood van Jan van Diest door de Hollandse partij in de kapittels tot diens opvolger verkozen. Maar de paus benoemde in Jan. 1341 Nicolaus de Caputio tot bisschop van Utrecht. De kapittels weigerden deze benoeming te erkennen, nadat zij reeds graaf Willem IV van Holland tot voogd over Utrecht hadden aangesteld. Wel is waar deed Nicolaas in de herfst van 1341 afstand van Utrecht, maar het duurde nog tot 20 Nov. 1342, voordat paus Clemens VI Jan van Arkel tot bisschop benoemde. Om op zijn hofhouding te bezuinigen vertoefde deze vaak in het buitenland. Hij voerde vele oorlogen tegen Holland en Gelre; ook tegen de Friezen en Drentenaren trad hij gewapenderhand op.
Vele opstandige edelen moesten onderworpen worden, o.m. Sweder van Voorst (1362). Op 15 Apr. plaatste paus Urbanus V bisschop Jan naar Luik over. Hier stierf hij op 1 Juli 1378.
Lit.: R. R. Post, Gesch. der Utrechtsche bisschopsverkiezingen tot 1535 (Utrecht 1933)» blz. 97-99-
Jan (V)
van Virneburch, 48ste bisschop van Utrecht (1364 - 23 Juni 1371), werd door paus Urbanus van Münster naar Utrecht overgeplaatst. De Utrechtse kapittels trachtten hun invloed zo veel mogelijk te handhaven door de nieuwe bisschop zich aan de zgn. „receptio” te laten onderwerpen. Zijn bewind was weinig voorspoedig: 4 Oct. 1368 werd hij te Goor door zijn vijanden overvallen en gevangen genomen. Om zich los te kopen zag hij zich genoodzaakt alle sloten van het Nedersticht te verpanden.
DR F. KETNER
Lit.: R. R. Post, Gesch. der Utrechtsche bisschopsverkiezingen tot 1535 (Utrecht 1933), blz. 102-108.