Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CONFIRMATIE

betekenis & definitie

bij de R.K. Vormsel, bij de Duitse Evangelische Kerk Konfirmation, in Engeland en Frankrijk confirmation, is in de Nederlandse Protestantse Kerken de bevestiging, op belijdenis, tot lidmaat der Kerk na de aanneming en geeft toegang tot het heilig Avondmaal (en het recht om doop-peet te zijn). De aanneming geschiedt op grond van een, meestal eenvoudig, onderzoek naar kennis en geloof door de kerkeraad of een afvaardiging van dit lichaam.

De bevestiging is dus een realisering van de passieve en de actieve zijde van de Doop en heeft in het Protestantisme de catechisatie, die tot verschillende leeftijd in verschillende Kerken wordt volgehouden tot onderstelling. Martinus Bucer, de grote hervormer te Straatsburg, is de eerste geweest die, hoewel hij de confirmatie als sacrament verwierp, in het verband der kerkelijke tucht vorm gegeven heeft aan de openbare aflegging der geloofsbelijdenis met bevestiging door handoplegging: „Ontvang de Heilige Geest”. In Hessen is de confirmatie het eerst kerkelijk ingevoerd (1539), in de Lutherse Kerken zeer langzaam en slechts verspreid, terwijl men er in de periode van het Interim weder groot bezwaar tegen opwierp. Niettemin was de achtergrond van deze handeling toch voldoende objectief-kerkelijk en in de Doop gefundeerd.

Het Piëtisme, en met name Spener, heeft de subjectieve waarde van de geloofsbelijdenis krachtig naar voren gebracht, die door het daarop volgend rationalisme op andere wijze werd vastgehouden. Sedert deze perioden is de Konfirmation in Duitsland algemeen kerkelijk gebruik geworden (Konfirmandenprüfung). Hoewel het Calvinisme de belijdenis nadruk genoeg verleende, heeft de bevestiging daar nauwelijks goede vormen gevonden. In de Nederlandse Hervormde Kerk is de openbare geloofsbelijdenis en de bevestiging der nieuwe lidmaten, nog onder de genoemde invloeden, sedert de reglementering van 1816 een openbare plechtigheid geworden, waarvoor deze Kerk in haar nieuwe ontwerp-ordinanties thans duidelijker vormen zoekt.

De handoplegging komt daarbij (nog) niet voor. De Liturgische Kring gaf reeds in 1927 een orde van Dienst, waarin alle zijden van deze gebeurtenis, ook het objectieve en het subjectieve belang er van, binnen Hervormd kader, tot haar recht komen. Eenmaal bevestigd, hebben de lidmaten toegang tot het Heilig Avondmaal. Dit recht is in de Hervormde Kerk altijd de zin van alle historische vormen van belijdenis of bevestiging geweest.

Zowel deze toelating als de relatieve afronding van het catechetisch onderwijs en de religieuze en psychologische opvatting, die men omtrent de betekenis van het belijden door jonge mensen heeft, doen een reeks vragen ontstaan, die in haar eenvoudigste vorm neerkomen op deze: welke leeftijd is in het algemeen de meest aannemelijke voor de bevestiging? In andere landen heeft zij vroeger plaats dan bij ons. Dit komt in Nederland ten voordele van het catechetisch onderwijs en de ernst van de belijdenis, maar misschien ten nadele van de Avondmaalspractijk, die door lang uitstel minder goed wortelt in het gemoed, terwijl een vervroeging hiervan grote specifiek godsdienstige betekenis kan hebben voor het met vele innerlijke vragen opgroeiende kind. Veel hangt hierbij af van de Avondmaalstheologie van de betrokken Kerken. De Nederlandse neiging tot geestelijke gereserveerdheid speelt daarbij dikwijls een echter onevenwichtig zware, theoretische rol.PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK

Lit.: Diehl, 7ur Gesch. der K. (1897); A. Rendtorff, K. und Kirche (1928); G. v. d. Leeuw, Liturgiek (21948), reg.

< >