Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Jan pieterszoon sweelinck

betekenis & definitie

Nederlands componist (Deventer Mei 1562 — Am- gravure van Jan Harmensz. Muller, 1624 sterdam 16 Oct. 1621), studeerde bij zijn vader, die organist was, en bij J.

W. Lossy, stadsspeelman te Haarlem. Omstreeks 1580 werd hij organist aan de Oude Kerk te Amsterdam, welke functie hij tot zijn dood vervulde. Hij was een vermaard paedagoog voor orgel en compositie, van heinde en ver kwamen leerlingen bij hem studeren, zoals A. Brücken, U. Cernitz, A. Düben, M. Leder, J. Praetorius, H. Scheidemann, S. en G. Scheidt, M. Schildt, P. Sievert, J. Zornicht. Geen wonder dat men Sweelinck de „Duitse organistenmaker” noemde. Ook als componist was hij een internationale figuur, wiens invloed tot Bach naspeurbaar is, bijv. in de techniek om verschillende contrasubjecten tegen een thema te plaatsen. In zijn vocale werken verenigde hij alle technieken van zijn tijd, van cantus firmus-techniek, cantus prius factus-techniek en parodietechniek tot de vrije compositie. Zijn broer was Gerrit Pietersz..Werken: Sw. schreef: 20 fantasieën, 36 variatiewerken, 14 toccata’s en een preludium voor klavier (orgel of clavecimbel); vocale composities: 150 psalmen, 37 cantiones sacrae, 28 Franse en Italiaanse rimes en 18 chansons.

Lit.: B. v. d. Sigtenhorst-Meyer, J. P. Sweelinck en zijn instrumentale muziek (1946); Idem, De vocale muziek van J. P. Sweelinck (1948).

< >