(1) Spaanse prov. in N.O.-Andalusië, telt op 13480 km2 (1946) 800000 inw. en is de loodrijkste prov. van Spanje. Beroemd zijn de mijnen van Linares en La Carolina.
(2), hoofdstad der gelijknamige provincie, op 519 m op de linkeroever van de Guadalbullon, aan de voet van de Monte-Jabulcuz, waarop zich een Moors kasteel verheft en aan de spoorlijn Linares - Puente Genil, telt (1940) 54631 inw.
De stad, door van transen en torens voorziene muren omringd, heeft steile straten, bezit vele kerken (onder andere de na 1532 gebouwde Romaanse kathedraal), het 16de-eeuwse paleis van de Connétable Iranzo, en vele andere gebouwen in Moorse en Platerescostijl. In de Romeinse tijd werd in de omgeving zilver gewonnen. Later was het de hoofdstad van een klein Moors vorstendom. In 1246 werd het door de Christenen op de Arabieren heroverd. Het bad Jabulcuz heeft warme zwavelbronnen. Verder is er cement- en olijfolie-industrie.