zeer bekend Nederlands scheikundige (Rotterdam 20 Aug. 1852 - Berlijn 1 Mrt 1911), werd in 1878 hoogleraar in de scheikunde aan de Amsterdamse Universiteit en in 1896 aan de Universiteit te Berlijn. Van ’t Hoff’s invloed op de ontwikkeling der algemene chemie is diep ingrijpend geweest.
Zijn visionnaire begaafdheid bleek reeds onmiddellijk uit zijn geschrift: La chimie dans Vespace (1875). Aanvankelijk ondervond hij felle tegenstand.
Te zamen met Le Bel werd hij echter de grondlegger van de stereochemie* door zijn leer van het tetraëdrische koolstofatoom (z asymmetrie, asymmetrisch koolstofatoom). Van niet minder ingrijpende aard waren zijn beschouwingen over de osmotische druk en zijn theorie der verdunde oplossingen, waardoor het mogelijk werd, om ook de molecuulgrootte van stoffen in opgeloste toestand te bepalen door de meting van de vriespuntsverlaging en kookpuntsverhoging der oplossingen. Ook zijn studiën op het gebied der reactiesnelheden (1884), en over de zoutafzetting van Stassfurt (1897-1907), vertegenwoordigen een pioniersarbeid van de eerste rang. In 1901 verwierf hij de Nobelprijs voor chemie.
Bibl.: Proefschr.: Bijdrage tot de kennis van cyaanazijnzuur en malonzuur (Utrecht 1874).
Lit.: Een volledige biografie, met opgave zijner belangrijkste geschriften, vindt men bij E. Cohen, Jac. Henr. Van ‘t Hoff (Leipzig 1912). Voorts: W. P.
Jorissen en L. Th. Reicher, J. H. van ’t Hoff’s Amsterdamer Periode 1877-1895 (Den Helder 1912).