Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Jacobus gerardus veldheer

betekenis & definitie

Nederlands graficus (Haarlem 4 Juni 1866), was leerling van de Haagse academie v. Beeld.

Kunsten en richtte in 1911 met S. Moulijn, W. O. J. Nieuwenkamp e.a. te Amsterdam de Vereniging tot bevordering der grafische kunst op, waarvan hij tot 1932 president was. Hij schildert af en toe in olieverf, maar beoefent vnl. de houtsnede, ets en lithografie; zijn onderwerpen omvatten stads- en dorpsgezichten, landschappen en dieren, o.a. vissen, alsmede enkele ontwerpen voor boekbanden. Hij werkte te Parijs, Visé, Ascona in Italië en Blaricum (1939-’45); sinds 1945 woont hij weer in Ascona. Tussen 1890 en 1920 vervaardigde hij vnl. zwartwit houtsneden in een zeer persoonlijke, streng lineaire stijl, en schreef ook critieken in het Haagse blad „Het Vaderland”. Van 1919-’31 had hij zitting in het Regeringscomité voor buitenlandse tentoonstellingen.Bibl.: (met W. O. J. Nieuwenkamp) Oude Holl. Steden aan de Zuiderzee (Haarlem 1897); (met W. J. Tuyn) Oude Holl. Dorpen aan de Zuiderzee (Haarlem 1900); (met Idem) Alte holländische Städte und Dörfer an der Zuiderzee (Leipzig 1902); (met W. R. Valentiner) Rembrandt, kalenderboek (Amsterdam 1906); (met Idem) Rembrandt (Amsterdam 1906); Het dorp Bergen (Amsterdam 1906).

Lit.: Jan Stuyt, in: Elsev. geïll. Mdschr., 29 (1905); F. Netscher, in: De Holl. Revue, 11 (1906); The Woodcut of to-day, in: The Studio, spec. Spring-nr (1927); in ,,Maso Finiguerra’, een Romeins tijdschr. onder red. v. Lamberto Donati, dir. v. h. Vaticaanse prentenkab., dl II (1937); P 133.