Nederlands rechtsgeleerde (Amsterdam 19 Apr. 1799 - Utrecht 19 Mrt 1859), broeder van de voorgaande, studeerde rechten aan het Athenaeum in Amsterdam bij Gras, Van Reenen en Den Tex; zag zijn antwoord op een Utrechtse prijsvraag over de pijnbank in 1822 met goud bekroond, promoveerde in ditzelfde jaar en werd in 1823 als opvolger van Van Reenen hoogleraar in het Romeinse en hedendaagse recht te Amsterdam. Met zijn ambtgenoot Den Tex richtte hij in 1826 de Bijdragen tot Regtsgeleerdheid en Wetgeving op; er is bijna geen nummer zonder een bijdrage van zijn hand.
In 1848 werd hij hoogleraar te Utrecht in burgerlijk en handelsrecht. Hij was een aanhanger van de historische rechtsschool.Bibl.: Handleiding tot de beoefening van het Burgerlijk Regt in Nederland (1851-1856) (omvat slechts een deel van Boek I B.W.) en enige oraties.
Lit.: J. de Wal, Handel. Maatsch. d. Nederl. Letterk. 1859.