Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 07-02-2022

Jacob DUYM

betekenis & definitie

Jonkheer (Leuven 1547Mutsebrouck (?), Brabant, vóór 1624), was sinds 10 Juni 1574 lid van het stedelijk bestuur van Leuven, later hopman in het leger van de prins, werd in 1585 gevangengenomen, werd in de gevangenschap invalide en in 1586 tegen een losgeld vrijgelaten. Daarop was hij met zijn vrouw te Leiden gevestigd, waar hij zich verder bezighield met geschiedenis en dichtkunst.

In 1591 was hij keizer van de Vlaamse kamer d’Oraigne Lelie. Hij vertrok uit Leiden in 1608 en woonde in 1612 op Mutsebrouck in de heerlijkheid Eeckeren in Brabant. Hij stierf kinderloos. Zijn kenspreuk was Reden verwint.Naast verscheiden historische werken schreef Duym een aantal opmerkelijke toneelstukken, verzameld in een Spiegelboeck en een Ghedenckboeck, die nog onvoldoende zijn bestudeerd. Zowel naar de vorm (5 bedrijven, alexandrijnen) als naar de inhoud staan ze tussen de middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Historisering van de stof, maar ook van de motieven (zinnekens, wachter, enz.) is een in het oog springend kenmerk, de allegorie wordt teruggedrongen en nog slechts rationeel geconcipieerd aangewend. Met de historisering wint het realisme terrein, mede bevorderd door de tussenspelen en de geraffineerde mise-en-scène.

Lit.: K. Poll, Over de tooneelspelen van den Leidschen rederijker J. D. (Gron. 1898); E. v. Even, De krijgsman en dichter J. D., in Versl. en Mededeel, v. d. Kon.

VI. Acad. 1901, blz. 315 e.v.; J. Prinsen J.Lzn, in N. N. Biogr. Wdb. 1, blz. 775 e.v. en de daar aangeh. lit.; G.

A. v. Es in: Gesch. v. d. Letterk. d. Nederl. 3 (ï947)» blz. 298 e.v.

< >