Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Isabella (spanje)

betekenis & definitie

naam van twee SPAANSE koninginnen :

Isabella I

de Katholieke, koningin van Castilië (Madrigal de las altas Torres, Avila, 22 Apr. 1451 - Medina del Campo 26 Nov. 1504), dochter van koning Johan II en van Isabella van Portugal en halfzuster van Johans opvolger Hendrik IV (1454-1474), een nog onbekwamer koning dan zijn vader. Het merendeel van de adel kwam in 1465 in opstand tegen Hendriks wanbestuur en riep zijn en Isabella’s broeder Alfonsus tot troonopvolger, en vervolgens tot koning uit, met voorbijgaan der rechten van ’s konings dochter (althans die zijner gemalin) Johanna la Beltraneja, wier legitimiteit betwist werd. Alfonsus stierf in 1468 en Isabella werd nu de candidate der ontevredenen. Zij ondervond steun van Johan II van Aragon, die haar tot vrouw begeerde voor zijn zoon Ferdinand. Hendrik IV werd 19 Sept. 1468 gedwongen Johanna te verloochenen en Isabella als opvolgster te erkennen (verdrag van Los Toros de Guisando). Buiten voorkennis van de koning, en daardoor in strijd met het verdrag van Los Toros, werd haar huwelijk met Ferdinand van Aragon op 19 Oct. 1469 te Valladolid voltrokken.

De vereniging van Castilië en Aragon lag nu in het verschiet. Onder pressie van een deel van de adel dat dit vooruitzicht niet aanlokte, en van Lodewijk XI van Frankrijk, wie het dit evenmin kon doen, herriep Hendrik IV het verdrag van 1468. In Dec. 1473 verzoende hij zich echter weer met zijn zuster, die hem 11 Dec. 1474 opvolgde. Toen Ferdinand in 1479 ook de regering van Aragon aanvaardde, was de vereniging van beide koninkrijken een feit geworden.

Voor Isabella’s regering z Ferdinand II van Aragon. Meer een persoonlijke aangelegenheid van de koningin was, na het concordaat van 1485, het wegnemen van veel misbruiken in de Kerk en het invoeren van een strenge kloosterhervorming. Hierin werd zij vooral bijgestaan door de aartsbisschoppen van Toledo, González de Mendoza Ximenez de Cisneros. Door Ferdinands buitenlandse politiek en door de ontdekkingen van Columbus, die vooral aan Castilië ten goede kwamen, werd de grondslag gelegd van Spanjes wereldheerschappij. In haar persoonlijk leven werd Isabella in de laatste jaren zwaar getroffen; zowel haar zoon Juan (gest. 1497) als haar dochter Isabella (1498) en haar kleinzoon Michael (1499) overleden vóór haar. Zij werd in Castilië opgevolgd door haar schoonzoon Philips de Schone, echtgenoot van Johanna de Waanzinnige.

Lit.: H. W. Prescott, Hist. of the Reign of Ferdinand and l. the Catholic of Spain (2de dr.,1902); C. Hare, A Queen of Queens and the Making of Spain (1906); M. Hume, Isabella (1906); J. L.

Plunket, I. of Castile and the Making of Spain (1915); Jeanne Dieulafoy, I. la Grande (Paris 1920); W. Th. Walsh, Isabella of Spain (1931); St. Wittlin, Myself a Goddess: a Biography of I. of Spain (1936). Zie ook lit. onder Ferdinand II v. Aragon.

Isabella II

Maria Louise, koningin van Spanje (Madrid io Oct. 1830 - Parijs 9 April 1904), was de dochter van koning Ferdinand VII en van zijn vierde gemalin Maria Christina van Napels. Daar Ferdinand geen zoon had en krachtens de in Spanje geldende „Salische” wet de kroon na zijn overlijden ten deel zou vallen aan zijn broeder don Carlos (4), hief hij 29 Mrt 1830 deze wet op, zodat zijn dochter de troon kon aanvaarden. Het regentschap werd waargenomen door Maria Christina, die, met hulp der liberalen, de pretendent don Carlos, het hoofd der conservatieven, bestreed. In 1837 waren de Carlisten door generaal Espartero overwonnen. Maria regeerde Spanje van 1840 tot 1843. Toen verklaarde de Cortes de koningin meerderjarig.

Deze liet zich door haar teruggekeerde moeder en door de gunsteling maarschalk Narvaez uithuwelijken aan de onbetekenende prins Frans van Assisi (1846). Isabella echter werd door dit huwelijk zeer teleurgesteld en was spoedig het middelpunt van een onzedelijk hofleven, waar zij haar gunst gaf aan generaal Serrano, een der vooruitstrevenden. Maria Christina vluchtte naar Frankrijk en de hofcamarilla van geestelijken en reactionnairen kreeg tijdelijk minder invloed. Maar geleidelijk werd Narvaez weer machtig; de Carlisten kregen amnestie. Een aanslag van een priester op de koningin (Febr. 1852) versterkte deze reactie. De koningin trachtte door een uiterlijke devotie haar particulier leven te verbergen.

Tegen het conservatieve ministerie-Gonzalez Bravo verhief zich de liberale oppositie en in 1854 lukte het deze de regering in handen te krijgen. Espartero en O’Donnell werden minister, Maria Christina werd wederom verbannen. Na kortstondige terugkeer van Narvaez regeerde O’Donnell tot 1863 vrij rustig en nam vele maatregelen voor de welvaart van het land. Onder een daaropvolgend ministerie van gematigd-conservatieven herkreeg de clericale camarilla invloed; de koningin-moeder keerde terug. In 1865 moest men aan de liberalen weer toegeven en O’Donnell en Serrano tot minister benoemen, maar de vooruitstrevenden onder Prim bleven tegen de regering ageren en dit bracht het hof er toe de reactionnairen weer aan het bewind te brengen, onder leiding van Narvaez en Gonzalez Bravo (1866). Nu was de geestelijkheid weer oppermachtig.

Toen Narvaez stierf, zette Gonzalez Bravo het bestuur op gelijke wijze voort en steeds krachtiger werd de oppositie, terwijl Isabella door haar leven (zij stond nu geheel onder invloed van haar kamerheer don Carlos Marfori) aller achting verspeelde. Ten slotte verenigden zich liberalen en progressieven, en generaal Topete begon in Cadiz een opstand die zich snel verbreidde. Het ontslag van Gonzalez Bravo bracht geen ontspanning, de regeringstroepen werden door Serrano verslagen en de revolutionnairen bezetten Madrid: 30 Sept. 1868 vluchtte Isabella met haar gemaal en vestigde zich te Parijs. 25 Juni 1870 droeg zij haar aanspraken op de troon over op haar zoon Alfonsus, die echter eerst in 1874 als koning (Alfonsus XII) erkend werd. In 1876 keerde zij naar Spanje terug en werd daar opnieuw het middelpunt van intriges. Zij werd daarom in 1877 opnieuw verbannen, doch verzoende zich het volgend jaar weer met haar zoon. Voor de regering bleef zij gevaarlijk, omdat haar clericale omgeving voortdurend met de Carlisten in verbinding stond.

DR H. A. ENNO VAN GELDER

Lit.: C. Gambronero, Isabel II, intima (1908); Idem, Crónicas del tiempo de Isabel II (in: La Espana Modema, 1913); F. Cribble, The Tragedy of Isabella II (1913); P. de Répide: Isabel II, reina de Espana (1932); E. Villarrasa y José Gatell, Historia de la revolución de septiembre (2 dln, 1875); E. H. Strobel, The Spanish Revolution, 1868-1875 (1898).

< >