Nederlands koopman (Doornik ca 1558 - Egmond a. d. Hoef 20 Sept. 1624), moet na de verovering van Doornik door Parma (1581) als Protestant die stad hebben verlaten; na 1585 verhuisde hij uit Antwerpen naar Amsterdam en vestigde zich na 1610 te Egmond a. d.
Hoef. In Amsterdam had hij blijkbaar een bloeiend handelsbedrijf, zodat hij met een grote som deel kon nemen in de Brabantsche of Nieuwe Compagnie, die in 1598 werd opgericht voor de handel op Indië (4: Compagnieën van Verre). Deze compagnie werd ook opgenomen in de Ver. Oost-Ind. Compagnie van 1602, waarin Le Maire met ƒ 97 000 op één na de grootste aandeelhouder werd. Vandaar dat Le Maire bewindhebber van de Amsterdamse Kamer werd en gecommitteerde naar het college van Heren-XVII. Om niet geheel bekende redenen trok hij zich 22 Febr. 1605 geheel terug; hij had vele grieven tegen het gevoerde beleid. Een ogenblik trad Le Maire in verbinding met Hendrik IV van Frankrijk, die plannen had een compagnie op te richten, maar reeds in 1610 vermoord werd. Daarna richtte Le Maire zich met grote energie tegen de O.-I. Compagnie en trachtte haar monopolie te verzwakken, waarbij hij op de sympathie van velen kon rekenen, die verontwaardigd waren over de geheimhouding en afgunstig op de winsten der Compagnie, of haar beleid te gewelddadig vonden. Eerst wierp hij een grote massa aandelen op de beurs, een baisse veroorzakend; vervolgens rustte hij een expeditie uit met het doel een doorgang ten Z. van Zuid-Amerika te zoeken en verdere ontdekkingen te doen. Na eindeloze moeite en met steun van prins Maurits, verkreeg hij octrooi van de Staten-Generaal. In 1615 zeilden twee schepen onder leiding van Le Maire’s zoon Jacques of Jacob en Willem Schouten van Hoorn uit. Men ontdekte de Le MaireStraat en vele eilanden en bereikte Java, waar J. P. Coen het schip enz. in beslag liet nemen. Le Maire deed hierover zijn beklag bij de Staten Generaal (1617) en verkreeg een uitspraak van de Hoge Raad (1619), volgens welke de Oost-Ind. Compagnie schip en lading moest teruggeven en de geleden schade vergoeden. Jacques Le Maire was op de thuisreis gestorven. De oude Le Maire zette tot zijn dood de strijd tegen de Compagnie voort, maar had toen ook zijn vermogen grotendeels verloren. DR F. W. STAPEL
Lit.' R. C. Bakhuizen van den Brink, Isaac le Maire (Gids 1865, herdr. in: Studiën en Schetsen, IV, 1877); M. G. de Boer, Van oude voyagiën, II (1913); De ontdekkingsreis van Jacob le Maire en Willem C.zn. Schouten, uitg. d. J. W. A. Engelbrecht en P. J. v. Herwaarden, II (’s-Gravenhage 1945. Werken uitg. d. de Linschoten-Vereen. XLIX, 2); J. G. van Dillen, Isaac Le M. en de handel in actiën der O.I. Compagnie. Econ. Hist. Jb. dl XVI (1930); De Opkomst van het Ned. gezag in O.-L, uitg. d. J. K. J. de Jonge, III (1865), blz. 113 e.v.; De reis om de wereld door Joris van Spilbergen, uitg. d. J. C. M. Warnsinck (’s-Gravenhage 1943 , Werken uitg. d. de Linschoten-Vereen., XLVI), blz. XXVI e.v.