Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Irredentisme

betekenis & definitie

noemt men het streven van een volk naar vereniging met de eigen nationale staat van onder vreemd gezag staande gebieden, die bewoond worden door delen van de eigen volksgemeenschap. De naam is afkomstig uit Italië. Toen, nadat in 1860 de verschillende Italiaanse staatjes tot één rijk waren aaneengesloten, in 1866 het aan Oostenrijk behorende koninkrijk Venetië bij de jonge staat was gevoegd, bleven nog verscheidene Italiaans sprekende landstreken deel uitmaken van de Donau-monarchie.

Ook andere landen hadden Italiaanse volksgroepen binnen hun territoir. Al deze gebieden noemde men Italia Irredenta, d.w.z. het nog niet teruggewonnen Italië. In 1877 werd een organisatie gevormd voor het voeren van propaganda voor de vereniging met Italië. Op een te Rome gehouden vergadering onder leiding van Menotti Garibaldi eiste deze Zuid-Tirol, Görz, Triëst, Istrië, Dalmatië, het Zwitserse kanton Ticino, het Franse Nizza en Corsica en het Britse Malta. In de beweging heerste verdeeldheid over de vraag, of men al dan niet eerst het oog moest richten op de aan Oostenrijk behorende gebieden. Toen Italië na 1881 toenadering zocht tot Duitsland en Oostenrijk trad minister Depretis met kracht tegen de beweging op.

In Aug. 1882 werd te Triëst door Irredentisten een — mislukte — aanslag op keizer Frans Jozef geleegd. Na 1900 nam het Irredentisme in Italië in macht toe en in Wereldoorlog I dreef het door, dat Italië aan de zijde der Entente in de oorlog ging. Bij de vredes van St Germain en Trianon gingen de Irredentistische verlangens grotendeels in vervulling: Zuid-Tirol, Görz (Gorizia), Triëst, Istrië, de Dalmatische eilanden en de Dalmatische stad Zara werden Italiaans.Hierna bleef het Irredentisme min of meer sluimeren, hoewel het door het fascisme van tijd tot tijd werd aangewakkerd. Eind 1938 en in 1939 werden aanspraken op Nizza en Corsica, soms ook op Savoye, met nadruk naar voren gebracht. Toen in Juni 1940 Frankrijk capituleerde, kreeg Italië, hoewel het op het laatste ogenblik de oorlog aan Frankrijk had verklaard, deze gebieden niet ter bezetting toegewezen. Na de overweldiging van Joegoslavië (Mei 1941) kreeg Italië de souvereiniteit over het grootste deel van Dalmatië, over de kuststrook van Kroatië en over een deel van Krain. Toen Wereldoorlog II met de nederlaag der Asmogendheden was geëindigd, moest Italië uiteraard de in deze krijg veroverde gebieden weer prijsgeven, alsmede Fiume, Istrië en Triëst.

Ook in tal van andere landen bestonden Irredentistische stromingen. Zo in Servië vóór Wereldoorlog I, waar men de aan Oostenrijk-Hongarije toebehorende Zuidslavische gebieden opeiste, een verlangen, dat na Wereldoorlog II ten volle in vervulling is gegaan. Roemenië maakte o.a. aanspraak op het Hongaarse Zevenburgen; ook deze eis is na Wereldoorlog I ingewilligd.

Na Wereldoorlog I was het belangrijkste het Duitse Irrendentisme. Dit richtte zich zowel op de aan Polen, Litauen, Frankrijk, België en Denemarken afgestane gebieden, als op de Vrije Stad Dantzig, de republiek Oostenrijk en het Tsjechoslowaakse Sudetenland. Vóór en tijdens Wereldoorlog II slaagde het Derde Rijk er in, bijna al deze verlangens te verwezenlijken, maar in 1945 gingen de aanwinsten weer verloren.



Hongarije
voerde na de Vrede van Trianon een heftige campagne tot teruggave van de bij deze vrede aan Tsjechoslowakije, Roemenië en Joegoslavië afgestane gebieden. Na het Verdrag van München werden deze eisen vervuld t.a.v. Zuid-Slowakijë. In Mrt 1939 volgde Roethenië. Bij scheidsrechterlijke uitspraak van de As-mogendheden in Aug. 1940 werd het aan Roemenië behorende Noord-Zevenburgen weer aan Hongarije toegewezen, terwijl na de ineenstorting van Joegoslavië (Mei 1941) enig Joegoslavisch gebied aan Hongarije ten deel viel. Ook deze gebiedsuitbreidingen werden door het verloop van de oorlog te niet gedaan.

Ook de Groot-Nederlandse Gedachte is een vorm van Irredentisme.

Lit.: F. Mayr, Der italienische Irredentismus (1916); M. H. Boehm, Europa irredenta (1923); C. J. H.

Hayes, Essay on Nationalism (New York 1926); Idem, The Histor. Evolution of Modern Nationalism (New York 1931).

< >