zijn steekproeven naar de intelligentie van personen, welke individueel of collectief worden afgenomen. Deze steekproeven zijn te voren genomen met een groot aantal proefpersonen om na te gaan, welke prestatie — bijv. bij een bepaalde leeftijdsgroep — verwacht mag worden.
De eerste poging dgl. steekproeven te vinden treft men reeds aan bij Galton (1822-1911) en Cattell (1890), Binet en Simon (1905). De ontwikkeling van deze tests had vnl. in Amerika plaats. Later oefende ook Stern een belangrijke invloed uit, welke hij ten slotte ten dele betreurde. Het hangt er uiteraard van af, wat men onder intelligentie verstaat en of men er in slaagt, eenvoudige proefjes te bedenken die het bedoelde tot uitdrukking brengen, of men juiste intelligentie-tests maakt. Een experimenteel psychologisch onderzoek dient vooraf te gaan aan de keuze van een test en de ijking aan het gebruik er van. Het gebruik vereist grondige scholing, tijdens het gebruik is deskundige waarneming vereist, terwijl de juiste interpretatie al evenmin tekenwerk is.
Bij kinderen is dit alles de taak van de geschoolde paedagoog, bij volwassenen van de geschoolde psychodiagnosticus (vroeger: van de psychotechnicus). Er is door leken en psychologen veel onjuist gebruik van dgl. tests gemaakt.Het zgn. „intelligentie quotiënt” of I.Q. drukt in één getal de verhouding uit van kalenderleeftijd en de plaats in een rij van prestaties, welke aan een bepaalde „intelligentie-leeftijd” door ijking is toegekend. Vallen de beide „leeftijden” samen, dan is het I.Q,. 100. Ook met dgl. I.Q.’s wordt vaak zeer lichtvaardig omgesprongen. Een intelligentie-onderzoek zonder een algemeen onderzoek van de mentale persoon is een zeer bedenkelijke zaak en voorspellingen omtrent schoolloopbaan of beroep mogen er niet aan ontleend worden (Zie ook tests).
Lit.: J. Peterson, Early Conceptions and Tests of Intelligence (1925); W. Stern, Die Intelligenz d. Kinder u. Jugendlichen u. die Methoden ihrer Untersuchung (4de dr., Leipzig 1928); Ph. Kohnstamm, Over het probleem van ,,psychische metingen” in het algemeen en van „intelligentie-metingen” in het bijzonder, in: Tijdschr. v.
Philosophie, 3de Jg (Mei 1942); A. Chorus,De kwalit. verdieping v. h. int. onderzoek (Utrecht 1948); M. J. Lange veld, Inl. t. d. studie d. paedag. psychol. (4de dr., Groningen 1951), hfdst. VIII en IX.