zijn stoffen, die gebruikt worden voor het doden van insecten; bijna steeds verstaat men hieronder ook stoffen, die dienen voor de bestrijding van spinachtigen, in het bijzonder mijten, dus eigenlijk acaricide verbindingen (z biociden). Het practisch belang van insecticiden is vooral sedert Wereldoorlog II sterk toegenomen en de toepassing breidt zich nog steeds uit, waarbij ook telkens nieuwe chemische verbindingen in gebruik worden genomen.
De oorzaak van deze snelle ontwikkeling ligt vnl. in het snel stijgende technische niveau van landbouw en veeteelt, gedreven door de toenemende voedselbehoeften van de wereldbevolking enerzijds en de ontwikkeling van de scheikunde anderzijds.Terwijl thans de synthetische organische insecticiden de hoofdrol spelen, waren vóór 1939 vooral in gebruik de anorganische stoffen, zoals arsenicumverbindingen, naast producten van plantaardige oorsprong, zoals derris en nicotine (tabak).
Naar de aard van de werking kunnen de insecticiden ingedeeld worden in maaggiften, contactgiften en dampvormige giften, hoewel vaak een stof op twee of zelfs op drie wijzen gelijktijdig werkzaam kan zijn.
Maaggiften
Hiertoe behoren in de eerste plaats de arsenicumverbindingen; Parijs groen, een basisch koperacetaatarseniet (z arsenicum), is wel het oudste arsenicuminsecticide (1865). Het is verdrongen door lood- en calciumarsenaat, die voor 1939 op grote schaal werden toegepast, bijv. op aardappels, katoen en appels. De maaggiften zijn lang niet zo doeltreffend als contactgiften.
Contactgiften
1. Hiertoe behoren naast de twee reeds genoemde plantaardige giften vooral de moderne synthetische insecticiden, waarvan er voor 1939 nog geen enkele in gebruik was. De gedroogde en gepoederde bloemen van pyrethrum, een chrysanthemum-soort, kwamen in het begin van de 19de eeuw in Europa in gebruik als insectenpoeder. Sedertdien heeft de cultuur van deze plant zich sterk uitgebreid, vooral in Japan, Kenya en Joegoslavië. Nog steeds is pyrethrum-extract een belangrijk insecticide, vooral in woningen tegen muggen en vliegen. De werking is zeer snel maar niet duurzaam, zodat combinatie met DDT, dat zich juist anders gedraagt, een ideaal insecticide oplevert. Uit het extract zijn een groot aantal meer of minder werkzame stoffen geïsoleerd, in het bijzonder de pyrethrine I en II.
In 1949 is de synthese van één van deze stoffen gelukt, terwijl een zeer nauw daarmede verwante verbinding in 1950 reeds technisch wordt bereid (allethrin). Voor landbouw, veeteelt en fruitteelt is, en vooral was, veel belangrijker het rotenon bevattende poeder en extract, verkregen uit de wortels van Derris-planten (Indonesië, Malakka, Belg. Kongo) en uit Longocarpussoorten (Zuid-Amerika). Bij de inheemse bevolking waren deze al lang bekend als visvergiften. Derris is echter sterk verdrongen door de synthetische middelen. Het grote voordeel van de plantaardige middelen is hun geringe gevaarlijkheid voor warmbloedige dieren, terwijl er ook geen vrees bestaat voor beschadiging van het gewas.
2. Bij de moderne synthetische middelen staat op de voorgrond het DDT (Dichlororfiphenylfrichlooraethaan, (C6H5Cl)2CHCCl3, waaraan zich een gehele reeks chloorkoolwaterstoffen aansluit zoals: y-HCCH (y-isomeer van Hexachloorcyclo/iexaan), Chlordane (C16H5Cl8), Toxaphene (gechloreerde kamfer) en andere, die minder toepassing vonden, althans tot nu toe. (z verder D D T). 3. Sedert 1946 is nog een geheel andere door Schrader ontdekte groep insecticiden in gebruik gekomen. Het zijn esters van phosphorzuur (z phosphor), zoals T.E.P.P. (7etra (a)ethyl pyrolhosphaat), en vooral parathion (paranitrophenyldiaethylthiophosphaat). De werkzaamheid hiervan is zo groot, dat deze in verdunningen van 1 : 5000 of zelfs 1:10 000 worden toegepast. Bovendien is de werkingsbreedte zeer groot, zodat ook bladluizen en spint (een klein rood spinnetje) gedood worden, die tegen DDT e.d. zeer resistent zijn. Echter is ook de giftigheid voor de mens aanzienlijk. Daar evenwel een residu betrekkelijk spoedig zijn giftigheid verliest, is er geen gevaar, mits tussen de bespuiting en consumptie voldoende tijd — enige weken — is verlopen. De sterke werking van deze middelen hangt er mee samen, dat deze naast contact- ook maaggiften zijn en dat deze door hun vluchtigheid bovendien in dampvorm werkzaam zijn. Enkele van deze phosphorzure esters hebben de merkwaardige eigenschap, dat ze door de plant kunnen worden opgenomen, waardoor deze in haar geheel en voor langere tijd giftig is voor insecten (systematisch insecticide). Toepassing hiervan is voorlopig beperkt tot siergewassen en bijv. hop, die ook niet als zodanig wordt genuttigd.
Dampvormige giften
Hiertoe behoort blauwzuurgas (z cyaan), dat gebruikt wordt voor het doden van insecten in voorraden (graan, tabak), meubels, kleding en voor het ontluizen en ontratten van schepen en woningen. Daarnaast wordt thans ook veel gebruik gemaakt van methylbromide (CHsBr) en van aethyleenoxyde (T-gas). Ook voor de bestrijding van schadelijke dieren in de bodem, zoals ritnaalden, aaltjes e.d., maakt men gebruik van zeer vluchtige middelen, zoals dichloorpropeendichloorpropaan (DD mengsel), aethyleendibromide (C2H4Br2) en tetrachloorkoolstof, CCl4. Ook het welbekende anti-motmiddelparadichloorbenzeen werkt in dampvorm. In de practijk zijn de resultaten met dit laatste middel vaak onvoldoende doordat een voldoende concentratie slechts in een hermetisch gesloten kast wordt bereikt. Verstuiven van DDT-oplossingen is gemakkelijker, vooral indien dit gebeurt door middel van een aerosol. Dit is een cylinder, waarin de actieve stof zich bevindt, opgelost in een vloeibaar gas onder druk, zoals freon. Bij openen van een kraantje ontstaat een mist van uiterst fijne deeltjes, die overal doordringen.
Het is gebleken, dat bij injecties de insecticiden, ook die van plantaardige oorsprong, omgerekend naar het lichaamsgewicht, even giftig zijn voor insecten als voor warmbloedige dieren. Potentieel zijn dus de meeste werkzame insecticiden ook het giftigste voor de mens; door het verschil in bouw, bijv. van de huid, is evenwel de mogelijkheid van het binnendringen in het organisme vaak sterk verschillend.
Lit.: D. E. Frear, Chemistry of Insecticides, Fungicides and Herbicides (New York 1948); Tuinbouwgids, 7de jg. (Den Haag 1950); Overzicht van de belangrijkste ziekten en plagen van landbouwgewassen en haar bestrijding (6de dr., Wageningen 1947).