(Indor, Indaur)
(1) is een Centraalindische provincie, sedert 1948 een deel van de Gwalior-Indore-Malwa-Unie,heeft een oppervlakte van 24755 km2 en (1941) 1 514 000 inw., meest Mahratten, verder Hindoes, Gond, Bhil, enz., die vnl. tot Hindoe-secten behoren. De bodem bestaat uit bazalt e.a. vulkanische gesteenten en zandsteen en wordt bevloeid door de naar de Ganges stromende Tsjambal en de Narbada. In de beboste bergstreken zijn kostbare houtsoorten (teakhout) en vele wilde dieren. De vruchtbare bodem brengt tarwe, gierst, rijst, oliezaad, tabak, suikerriet, opium en katoen voort; dit laatste wordt in verschillende fabrieken verwerkt. Het staatshoofd is een maharadja uit de Holkar-dynastie, zetelend in de stad Indore.
(2), gelegen op 22° 44' N.Br. en 750 52' O.L. v. Gr., is de hoofdstad van de gelijknamige provincie aan de Saraswati, op 606 m hoogte en met (1941) 203 700 inw., en aan de door de vorst aangelegde spoorlijn Khandwa-Ujjain, die de hoofdlijnen Bombay-Allahabad en Baroda-Agra onderling verbindt. Behalve belangrijke handel, katoenen machine-industrie heeft de stad paleizen en tuinen en een Europese wijk met een universiteitscollege.