in oorsprong bij "de Romeinen: de drager van het hoogste gezag (z imperium); in historische tijd degene, die na een overwinning door de soldaten of door de senaat als imperator werd uitgeroepen (salutatio of acclamatio). De titel imperator werd dan achter de naam gevoegd tot het einde van de ambtsperiode of tot de triumph. Julius Caesar echter nam hem als vaste titel aan voor het leven (46 v.
Chr.) en Augustus verving zijn voornaam Cajus door Imperator (40 v. Chr.), zodat hij I. Caesar Augustus heette. De volgende keizers volgden dit gebruik niet. Maar na 69 n. Chr. wordt Imperator Caesar de gewone titulatuur der keizers, aan hun naam voorafgaande (overgegaan in het latere empertur en keizer). Naast imperator als praenomen handhaafden de keizers echter het oude gebruik van imperator achter de naam, met een cijfer om het aantal salutationes te registreren.Lit.: D. McFayden, The History of the Title Imperator under the Roman Empire (Chicago 1920).