is een naam, die vroeger gegeven werd aan ziektetoestanden met hoge, vrij lang aanhoudende koorts en ernstige bewustzijnsstoomissen als sufheid, onrust, delier, coma (= rook, beneveling). Toen later bleek, dat zulk een toestandsbeeld door verschillende oorzaken kan ontstaan, werd de aanduiding typhus gekoppeld aan verschillende adjectieven, zodat men sprak van T. exanthematicus (z vlek typhus), T. recurrens (z febris recurrens) en T. abdominalis of Febris typhoidea, d.i. de buiktyphus, ook wel kortweg typhoid genoemd.
Verder kende men nog lang als T. amaril de gele koorts en als T. hepatica de ziekte van Weil (z leptospirosen). Onder „typhus” zonder meer verstaat men tegenwoordig in Nederland de buiktyphus, in Engeland en Amerika echter de vlektyphus. Febris typhoidea heet in Engeland en Amerika typhoid fever of enteric fever.
Febris typhoidea is een infectieziekte, die wordt veroorzaakt door staafvormige bacteriën (Eberthella typhosa, z bacteriën) en die uitsluitend bij de mens voorkomt. Hieruit volgt dat de besmettingsbron ook altijd bij de mens dient te worden gezocht. Men kan worden besmet, doordat bij het contact met een lijder aan typhus of met een drager van typhusbacteriën deze ziektekiemen aan de handen en vervolgens in de mond komen. Veel vaker geschiedt de besmetting langs een omweg, waarbij chronische dragers van typhusbacteriën het uitgangspunt vormen. Dergelijke mensen hebben de ziekte ongemerkt doorgemaakt of hebben, na het doormaken van de ziekte, een haard van typhusbacteriën in het lichaam overgehouden (vaak in de galblaas), waaruit voortdurend bacteriën met de ontlasting worden uitgescheiden. Zo kunnen slootwater, melkbussen, rauwe melk, drinkwater en andere voedingsmiddelen (groenten, paling, haring, kaas, roomijs, oesters) worden besmet. Grote epidemieën door besmetting van de waterleiding kwamen in 1926 voor in Hannover en in 1937 te Croydon; in het laatste geval bleek een arbeider, die reparaties verrichtte, de drager van typhusbacteriën te zijn (z bacillendragers en besmetting).
Na een incubatieperiode van 1 tot 3 weken, gedurende welke de patiënt zich soms reeds niet lekker voelt, begint de temperatuur geleidelijk op te lopen. In dit stadium is er zware hoofdpijn, vaak doen zich neusbloedingen voor, de ontlasting is traag, de eetlust ontbreekt, de buik is wat opgezet en de slaap is slecht. Terwijl de temperatuur trapsgewijze oploopt nemen alle ziekteverschijnselen — behalve de hoofdpijn— in hevigheid toe; daarom spreekt men van het stadium incrementi, dat ongeveer een week duurt. Het hoogtepunt is dan bereikt en nu volgt het stadium acmes, dat 1 tot 3 weken aanhoudt alvorens over te gaan in het stadium decrementi, waarin de ziekteverschijnselen allengs verminderen in de loop van een week. Gedurende het tweede stadium is er een continuele koorts met kleine dagelijkse temperatuurschommelingen; in het laatste stadium worden de schommelingen groot en de toppen elke dag lager (amphibole stadium). In verhouding tot de koorts is de polsfrequentie weinig verhoogd : relatieve bradycardie. De tong is sterk beslagen, steeds vindt men de verschijnselen van een lichte bronchitis, aan het eind van de eerste week is de milt gezwollen en omstreeks de iode ziektedag komen er, vooral op de huid van de buik, kleine bleekrode, iets verheven vlekjes, de roseolae. Sommige patiënten krijgen in de tweede week diarrhoe, geelgroen en dun met vastere stukjes: „erwtensoepontlasting”. Tijdens het stadium acmes is het bewustzijn min of meer en soms ernstig gestoord; bij delirante typhuspatiënten is nauwkeurige bewaking nodig, omdat het delier gevaarlijke vormen kan aannemen. De meeste typhuspatiënten zijn tijdelijk min of meer doof. Niet zo heel zelden volgt er, nadat de temperatuur normaal is geworden, en dan bijna steeds binnen 14 dagen, een herhaling van de ziekte, een rechute, die meestal korter duurt en lichter verloopt dan de eerste aanval, maar die ook wel eens ernstiger is. Van het hier geschetste schema komen veel afwijkingen voor, in het bijzonder bij jonge kinderen en oude mensen. Merkwaardig is de zgn. typhus ambulatorius, waarbij de patiënt zich weinig ziek voelt en op de been blijft of zelfs, ondanks koorts, aan het werk blijft.
In het begin van de ziekte bestaat er een bacteriaemie, d.w.z. de bacteriën circuleren in het bloed. Anatomisch wordt vooral het lymphatische systeem van de darm aangetast; de plaques van Peyer (z darm) zwellen op door ontsteking en hieruit ontwikkelen zich langwerpige zweren, die in of na de vierde week genezen met littekens, die in de lengterichting van de darm verlopen.
Tal van complicaties zijn bij typhus abdominalis mogelijk; de gevaarlijkste zijn wel de darmbloeding en vooral de darmperforatie-, zulk een perforatie (doorbraak van een zweer) veroorzaakt buikvliesontsteking.
Voor de herkenning van typhus bewijst het laboratoriumonderzoek belangrijke diensten. Niet alleen vindt men kenmerkende afwijkingen in de witte bloedlichaampjes, maar in de eerste 2 weken zijn de bacteriën meestal uit het bloed te kweken en daarna uit de ontlasting. Ook de urine bevat menigmaal typhusbacteriën. In de loop der ziekte komen er afweerstoffen tegen de typhusbacteriën in het bloed (agglutinines), die met de reactie van Widal aantoonbaar zijn.
Typhus is een ernstige ziekte. In Amsterdam rekende men voor 1940 de sterfte bij volwassenen op ongeveer 20 pct, bij kinderen veel lager. Wie de ziekte heeft doorstaan is daarna immuun. Dit feit heeft de mogelijkheid geopend van prophylactische vaccinatie tegen typhus, met een vaccin, bestaande uit gedode typhusbacteriën. De duur der immuniteit na deze vaccinatie — die meestal wordt gecombineerd met vaccinatie tegen paratyphus A en B — wordt geschat op enige maanden tot enige jaren, maar ook na een langer tijdsverloop blijft nog enige weerstand behouden, want bij vroeger gevaccineerden is de ziekteduur vaak kort en de sterfte gering.
Tot 1948 waren er geen specifieke geneesmiddelen voor de typhus beschikbaar. De behandeling was gericht tegen de symptomen en veel zorg werd besteed aan het dieet. Deskundige verpleging was eigenlijk de hoofdzaak. Thans hebben wij echter in chloromycetine (chloramphenicol) een zeer goed werkend antibioticum, waardoor de ziekteduur aanzienlijk wordt bekort en de sterfte tot minder dan 1 pct is verminderd.
Helaas is dit middel ontoereikend gebleken om overigens gezonde dragers van typhusbacteriën hiervan te bevrijden. In 9 van de 10 gevallen is dat wel mogelijk door verwijdering van de galblaas.
DR H. J. VIERSMA.