Grieks woord, dat beeld betekent. De iconen zijn de in de Kerk van het Oosten, maar zeer speciaal in Rusland, hoogvereerde voorstellingen van Christus, Maria, de Heiligen en van Bijbelse en religieuze episoden, die, in tegenstelling tot de beelden van het Westen, uitsluitend geschilderde panelen zijn en een rol spelen in de liturgie.
Vrij algemeen wordt aangenomen, dat de iconen naar hun aard en voorkomen aansluiten bij de Egyptisch-Hellenistische mummieportretten uit de 2de-4de eeuw. Zij hebben dezelfde statische strakheid en idealisering. Het hoofd is gewoonlijk in een lichte J-wending voorgesteld en de ogen zijn iets groter dan natuurlijk. Ruimte-illusie is vermeden en de voorgestelde persoon wordt niet op realistische, maar op geestelijke wijze benaderd. De iconen zijn geschilderd op houten panelen, die vlak zijn of een rondom verhoogde rand hebben, die als lijst fungeert. Op een hierop aangebrachte krijtgrond wordt in ei-tempera geschilderd.
Het voltooide werk versiert men met „olifa”, een oplossing van barnsteen in olie, die het nadeel heeft zeer sterk te verdonkeren. Vooral sinds de 16de en 17de eeuw bedekte men vele iconen met een gedreven metalen plaat, de „risa”, die alleen de handen en het gelaat vrij liet. De technieken en ook de iconografische bijzonderheden werden vastgelegd in handboeken, waarvan het bekendste is het zgn. Schilderboek van de Athos of Hermeneia door Dionysios van Fourna en verder de talrijke Russische „podlinniks”, waaronder die van Stroganov en die van Sija (16de-17de eeuw). De Russische iconenkunst wordt onderscheiden in talrijke regionale scholen, als die van Pskov, Novgorod, Moskou, Sousdal, Stroganov. In de 17de en 18de eeuw wordt de oude stijl door talrijke westerse invloeden doorbroken. Een der meest bekende iconenschilders der school van Moskou is Andrej Roebljov (begin 15de eeuw), wiens beroemde voorstelling der Drie Engelen zich bevindt in het Museum van Sergiev Posad bij Moskou.PROF. DR J. J. M. TIMMERS
Lit.: H. P. Kondakov, The Russian Icon (Oxford 1927); P. Muratov, Les icones russes (Paris 1928); M. Farbmann, Masterpieces of Russian Painting (London 1930); Ph. Schweinfurth, Gesch. der russ.
Malerei im Mittelalter (Haag 1930) ; A. Hackel, Das altrussische Heiligenbild, die Ikone (Nijmegen 1936); Dom. Ild. Dirks O.S.B., Les saintes icones (Amay 1939) ; Dom. J. Leussink O.S.B., De heilige ikonen (z. pl. 1941); W.
P. Theunissen, Ikonen (’s-Gravenhage 1948).