bisschop van Córdoba (ca 257-358), trad vooral naar voren als verdediger van het symbolum van Nicea en als strijder voor de orthodoxie van Athanasius. Van Constantijn de Grote ontving hij de opdracht aan bisschop Alexander van Alexandrië en diens diaken Arius een brief te overhandigen, waarin hun verzocht werd de vrede in de Kerk niet langer te verstoren.
Hij nam in 325 deel aan het concilie van Nicea, waar hij sterke steun bood aan de orthodoxe partij. Toen op het concilie van Milaan onder de druk van de Ariaansgezinde keizer Constantius alle bisschoppen, ook de Westerse, de veroordeling van Athanasius, Arius’ bitterste vijand, ondertekend hadden, weigerde Hosius later zich daarmee accoord te verklaren. Hij werd dientengevolge in 355 naar Sirmium verbannen. De bijna 100-jarige Hosius zou de hier aangenomen geloofsbelijdenis, waarin de Zoon in Ariaanse geest ondergeschikt werd verklaard aan de Vader, ondertekend hebben, wat Batiffol echter betwijfelt. Nadien zou hem de terugkeer naar zijn diocees zijn toegestaan.Lit.: P. Batiffol, La paix Constantinienne et le Catholicisme (Paris 1914); L. Duchesne, Histoire ancienne de l'Eglise (Paris 1906-1910; dl 4, 1925); F. Sureda Blancs, La cuestión de Osio y de Liberio (Madrid 1928).