Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HOMO DILUVII TESTIS ET THEOSKOPOS

betekenis & definitie

(letterl.: een mens, die getuige was geweest van de zondvloed en God gezien had) noemde Johann Jakob Scheuchzer het wezen, waarvan, in 1726, onderdelen van het skelet (zie fig.) in een miocene leisteen te Oeningen, bij Konstanz, gevonden werden. Nadat het skelet door het museumbestuur van Teylers Stichting te Haarlem was aangekocht, werd het in 1811 door niemand minder dan Cuvier onderzocht.

Deze kwam tot de conclusie, dat men hier met de overblijfselen van een zeer grote salamander te doen had. Bij het uitpraepareren van het skelet bleek, dat wat Scheuchzer voor de holten van een menselijk bekken gehouden had, oogholten waren. Cuvier gaf aan het fossiel de naam „Andrias Scheuchzeri”. Het is thans nog in Teylers Museum te Haarlem te bezichtigen.

< >