Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HOMO NOVUS

betekenis & definitie

is een Latijnse term, die gezien moet worden in het licht van de uitgesproken aristocratische gerichtheid, die in het staatsbestel der Romeinse republiek tot uiting komt. Het feit dat in de 4de eeuw v.

Chr. het Romeinse patriciaat (de geboorteadel) de vlag moest strijken voor de plebejers, bracht allerminst democratisering van het staatsbestel: het betekende in de practijk slechts, dat een zeer klein aantal aanzienlijke plebeïsche geslachten voortaan deel kreeg aan de privileges van het patriciaat en met de geboorteadel samengroeiden tot de nobilitas, de ambtsadel, die werd gevormd door de leden van geslachten, waarin het bekleden van de ambten, in het bijzonder van het consulaat, traditie was.In de eigenlijke, engere zin was homo novus hij, die zelf als eerste van zijn geslacht het hoogste ambt, het consulaat, bereikte en hierdoor zijn geslacht tot deel maakte van het krachtcentrum der nobilitas. In ruimere zin gold als homo novus hij, die, behorend tot een geslacht, dat het nooit tot bekleding van ambten had gebracht, als eerste een curulisch ambt bekleedde.

Het aantal homines novi is in de geschiedenis der Romeinse republiek slechts klein geweest (Cato, Marius, Cicero zijn er bekende voorbeelden van). In het algemeen wist de ambtsadel de ambtsbekleding, met name het consulaat, voor zich te reserveren. Bovendien kwamen de homines novi gewoonlijk uit de ridderstand voort: d.w.z. zij waren vermogende lieden, die zich snel aan de sfeer van de ambtsadel plachten te assimileren. De homines novi hebben het staatsbestel der Romeinse republiek dan ook niet of nauwelijks gedemocratiseerd.

PROF. DR J. H. THIEL

Lit.: J. Vogt, Homo novus (1926); Ernst Meyer, Röm. Staat und Staatsgedanke (1948), 228 e.v.

< >