Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Het brabantse

betekenis & definitie

aardrijkskundige streek, omvat het zand-leemachtig laag-plateau, gelegen in het W. van België. De streek heeft geen welafgebakende grenzen.

Langs een lijn die loopt van Doornik naar Tienen en enkele km ten N. van Aat, Halle, Brussel en Leuven, ziet men duidelijk de overgang van een golvend heuvelend reliëf in het N., naar een meer effen plateau in het Z., dat veel minder versneden is door de rivieren; het stijgt met een regelmatige helling van 80 m aan zijn noordelijke grens en tot ca 200 m langs de randen van de Samber-Maas vallei. In het O. trekt de weg van Leuven naar Tienen de grens tussen het Brabantse en Haspengouw.Hier strekte zich in vroegere eeuwen het Kolenwoud uit; de laren in het woud boden gunstige voorwaarden voor de landbouw: een vruchtbare leembodem, een zacht klimaat en een gemiddelde neerslag van ca 800 mm per jaar; het woud diende als graasplaats voor het vee en leverde het nodige brandhout en de bouwmaterialen. Talrijke dorpjes kwamen hier reeds vroeg tot bloei. In de 12de eeuw werd het Brabantse gunstig beïnvloed door de snelle uitbreiding van de textielnijverheid in Vlaanderen, waar de velden niet meer voldoende waren om de groeiende bevolking te voeden. Toen begonnen de monniken van de beroemde abdijen van Ter Kameren, Villers-la-Ville, Nij vel e.a. het woud te rooien. Nieuwe agglomeraties ontstonden: haar benaming, met als voor- of achtervoegsel sart of rode, roeulx (rooien) wijst op haar oorsprong. Ook werden talrijke grote alleenstaande hoeven op het ontboste gebied gebouwd. Tot op onze dagen wijzen het zeer grote aantal hoeven, de rijkdom van de veestapel, de roem van hun paardenras „Brabants ras”, de uitgestrektheid van de cultures, op de landbouwgrootheid van de oude boerderijen in het Kolenwoud.

Het Brabantse vertoont twee aspecten: in het N. schilderachtige valleitjes bebost of bedekt met heide, soms afgewisseld met vochtige en moerassige dalbodems en meermalen met de vruchtbare teeltgronden van het plateau; meer naar het Z. verdwijnen de dalen en rijke nijverheidsgewassen, de tarwe- en suikerbietvelden, strekken zich uit over grote aaneengesloten akkers.

PROF. DR M. A. LEFÈVRE

< >