Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HASPENGOUW

betekenis & definitie

(Frans Hesbaye) is een streek in Midden-België, die gedeelten omvat van de provincies Brabant, Limburg, Luik en Namen. De naam, eerst toegepast op een graafschap tussen Demer en Maas en nog later op een deel daarvan, wordt thans gebruikt voor de streek ongeveer begrensd door de Demer en de Grote Gete, de Maas van Lanaken tot Namen, de Samber met de Orneau; dus voor heel het oostelijke gedeelte van de leemstreek (Hesbayaan), ca 2400 km2 groot, d.i. 1/12 van België.

De bodem stijgt van N.W. naar Z.O. van 60-220 m boven de zeespiegel, in zachte golvingen. De rivieren Gete, Herk,Jeker, Mehaigne, zijn onbevaarbaar. De streek is bij uitstek voor landbouw geschikt, vooral voor de teelt van suikerbieten (25 pct van de oppervlakte) en tarwe, maar ook van haver, gerst, rogge en aardappelen. De aanleg van de percelen en het afwezig zijn van hagen en omheiningen zijn de stempel van het aloude „gewannflur” en het gemeenschappelijk drieslagstelsel met verplichtend braakland. Pas in de 19de eeuw is dit landbouwsysteem hier verdwenen. Limburgs Haspengouw, met zijn drie fruitmarkten St-Truiden, Tongeren en Borgloon, is het gebied van de uitgestrekte boomgaarden (kersen, pruimen, appelen, peren).

In haar geheel is de streek dichtbevolkt: meer dan een half millioen inwoners, d.i. ca 210 per km2, de industriestrook langs Maas en Samber buiten beschouwing gelaten. Naast talrijke grote kasteelhoeven bestaan er een menigte kleine landbouwuitbatingen. Men treft er de grote gesloten boerderijen, zgn. „cens wallone” aan. De kleinste gemeenten van België liggen in Haspengouw (Groot-Loon, 55 ha) en zij tellen weinige honderden inwoners; oorzaken daarvan zijn de ver doorgedreven grondverdeling en eertijds de feodale verbrokkeling. De kleine landbouwmarkten Borgworm en Hannuit liggen in het hart van de streek; de belangrijkste bevinden zich op de rand: Geldenaken, Tienen, St-Truiden, Tongeren, Namen, Hoei. Buiten het delven van witte bouwsteen rond Geldenaken, staat alle industrie in rechtstreeks verband met de landbouw: suikerfabrieken (de grootste te Tienen), stroop- en jamfabrieken, brouwerijen, vervaardiging van landbouwalaam.

Het voornaamste spoorwegknooppunt is Landen. De taalgrens doorsnijdt Haspengouw van Oost naar West; het Naamse en bijna heel het Luikse deel zijn Waals, het Limburgse Vlaams, het Brabantse behoort tot de twee taalgebieden. Toeristisch is de fruitstreek van belang, vooral in de bloeitijd; ook wel de kerkelijke architectuur.LEO DE WACHTER

Lit.: A. d’Otreppe, La H., promenades en zig-zag…. (Liège 1862); P. Erève, Paysages hesbignons (Huy 1932); M. Lohest en C. Fraipont, Le limon hesbayen de la H. (Liège 1912); A. Rutten, Bijdrage tot een Haspengouwsch idioticon (Antwerpen 1890); E. Vliebergh en R. Ulens, La population agricole de la H. au 19e siècle (Bruxelles 1909); L. de Herckenrode, Collection de tombes, épitapheset blasons recueillis dans les églises et couvents de la H. (Gand 1845).

< >